Verhalen in de nacht
Gisterenavond, de eerste lente-vollemaan stond aan de hemel buiten, begonnen wij in het donker. We deden er iets aan! Een vuur werd ontstoken; ‘Licht van Christus’ zongen wij, driemaal, steeds hoger. En daarna verbreidde het licht zich: van de paaskaars uit heel de kerk in. Toen gingen we lezen: ‘God sprak: er zij licht! En er was licht.’ Het duister is verdreven: God dank! Is dat zo? We lazen het scheppingsverhaal verder. Het water werd aan de kant geschoven: er kwam land in zicht! De aarde, goed land om op te wonen. Het land werd aan-gekleed met groen gewas. Vogels vlogen langs het hemelgewelf, de wateren werden gevuld met allerlei wriemelend leven en dieren liepen op het veld. Alles prachtig maar één ontbrak: de mens. Hij komt! Hij/zij wordt naar Gods beeld geschapen. Er kan een nieuw begin gemaakt worden. God kan uitrusten nadat Hij/Zij gezien had dat het zeer goed was. De verhalenserie in de kerk ging door. Over het volk Israël in slavernij. Hard is de hand van de verdrukker; de verlos-sing lijkt ver. In de lente gaat Mozes, als gezant van God, het conflict aan met de farao en hij mag zijn volk voorgaan naar een nieuwe toekomst. Geen zee gaat God te hoog! Veel om te verwerken. Moeilijk te geloven was het allemaal. Daarom knielden wij in de kerk na deze verhalen allemaal neer en baden alle heiligen om hulp. Als hemels antwoord klonk dan het paasevangelie! Vannacht van Mattheüs. De soldaten werden gevloerd. Vandaag zijn we in diezelfde tuin maar het gaat er anders aan toe.
Het lege graf en de tuin
Het is nog donker (!) als Maria Magdalena als eerste namens ons allen Jesus, de Heiland, komt zoeken. Donker is het, het Licht der wereld (Joh. 9, 5. 38) is nog niet gevonden. Waar is Maria’s vriend en toeverlaat? Anderen voegen zich bij de zoekactie. Petrus natuurlijk en de leerling die Jesus liefhad. Maria verwoordt als enige de ontreddering van allen: ‘ze hebben de Heer weggehaald.’ Een zenuwachtig heen en weer geloop volgt. Ze krijgen niet direct een engel te zien in het evangelie van Johannes. Ze moeten het eerst zelf alleen uitzoeken. Ze gaan naar binnen en vinden de doeken waarin hij gewikkeld was. Het is bijna vermakelijk om te lezen hoe Petrus, als eerste Paus, keurig door de anderen als eerste het lege graf binnen wordt gelaten.
Pas als ze alle drie het graf hebben bezocht staat er dat ze geloofden. De evangelietekst verklaart hun eerdere ongeloof door te stellen dat ze de schriften nog niet hadden verstaan. Ze hadden wel beter kunnen weten! De twee mannen gaan gewoon naar huis. Maria niet. Zij blijft bij het graf treuren. En dan valt haar een grote gunst ten deel! Zij hoeft het niet alleen te doen met het lege graf. Ze buigt zich voorover en ziet dan (als enige dus) twee engelen die het lege graf omringen zoals ooit de twee gebeeldhouwde cherubs in Jeruzalems tempel de ark beschutten (Ex. 25,18). Deze engelen echter spreken. Ze vragen haar waarom ze treurt. Maria antwoordt: ‘ze hebben MIJN Heer weggehaald.’ Nadat ze hem zo, als haar eigen Heer benoemd heeft mag ze hem ook echt ontmoeten, als eerste uit de kring van de leerlingen. Ze denkt dat Hij de tuinman is. Dat is niet dom want dat is Hij ook. Hij, de nieuwe Adam, Heer van de tuin, Koning van de nieuwe aarde. Het woord dat voor tuin gebruikt wordt komt in de Griekse vertaling van het Oude Testament vaak voor in het Hooglied waarin het immers ook gaat over de verbondenheid van Messias en volk. Ze vraagt eerst weer waar ze haar Heer hebben neergelegd waarna Jesus als een goede herder, haar bij haar naam noemt en de herkenning volgt. Het gesprek tussen Jesus de Messias en Maria als vertegenwoordigster van zijn volk eindigt met de aankondiging dat Jesus zal ‘opvaren’(Statenvertaling) tot ‘mijn en uw vader, tot mijn en uw God’. Tenslotte wordt vermeld dat Maria deze boodschap door gaat geven aan de leerlingen. Zo is zij, samen met Martha (Joh.11,24; volgens paus Gregorius was Maria Magdalena dezelfde als de luisterende zuster van Martha!) getuige en verkondiger van de Verrijzenis. Op deze getuigenissen kan Jesus zijn kerk bouwen.
Geloven in het leven
Vandaag is het Pasen: dag van de opstanding. Wij zeggen van iemand dat hij ‘opstaat’ wanneer hij op eigen kracht van een zittende of liggende houding overeind komt. Als dat gebeurt vanaf een bed of een stoel, noemen we het eenvoudig ‘opstaan’. Gebeurt het vanuit een situatie van onderworpenheid, dan noemen we het ‘opstand’ en gebeurt het vanuit de dood, dan spreken we van ‘opstanding.’ Omdat de dood het meest definitief lijkt te zijn van al die horizontale toestanden, hebben wij aan de ontkenning daarvan het zwaarste karwei en is de verrijzenis voor ons het meest onbegrijpelijke wonder. Toch blijven mensen daarin geloven. Waarom? Waarom ontkennen wij een geschiedenis lang de dood of vergelijken we die met de slaap waaruit we elke morgen weer opstaan? We hebben daar een dwingend motief voor: de liefde. ‘Van iemand houden’, zei de filosoof Gabriël Marcel, ‘is zeggen: jij zult niet dood gaan.’
En zo wordt alles goed
In de verte horen we een jodenman roepen:”Dood waar is je overwinning, dood waar is je prikkel? ” Psalm 118 jubelt in diezelfde trant: ‘ik zal niet sterven maar leven’(vers 17). Wij leven hier en nu al in het licht: we worden uit onze troosteloosheid opgetild, en als we het moede hoofd zullen neerleggen mogen we genieten van de hemelse rust. Maar er is nog meer: die rust na de dood is alleen maar een voorbereiding op het echte leven van alle mensen samen in vrede in de grote feestzaal van de Komende Wereld.
Niet zo maar geloven
Johannes beschrijft ons Jesus die Zijn lijden volbracht als de Heer van ons allen, onze Voorganger dwars door de dood heen. Gewond, zeker. Thomas mag zijn wonden later voelen maar Zijn dood was geen einde maar een nieuw begin. Het is bijzonder dat in ons taalgebied zijn sterfdag ‘goede vrijdag’ genoemd wordt. Maar om dat te geloven moet je wel werk verzetten. Of we nu diepgelovig zijn, sceptisch of agnostisch, als het grootste wonder dat we maar kunnen bedenken is de opstanding nooit een vanzelfsprekende aangelegenheid. De gedachte daaraan of het geloof daarin is eerder een verzet tegen elke vorm van vanzelfsprekend-heid. Als het hier om een dogma gaat, is het hoog tijd dat ook het dogma weer verrijst als een voorwerp van denken. Een geloof dat een automatisme wordt, is een ongeloof. Daarom zijn de speciale Thomasdiensten die in sommige kerken worden gehouden voor mensen, die niet zomaar in de opstanding kunnen geloven een goed teken.
Met Hem op weg
In mijn vroegere parochiekerk, de Lucaskerk in Amsterdam, hield de theoloog Edward Schillebeeckx zo’n 25 jaar geleden een voordracht. In drie termen vatte hij de toekomst samen waarheen wij met de Verrezen Heer op weg zijn.
1) De radicale bevrijding van de mensheid tot een broederlijk en zusterlijke gemeenschap waar geen meester-knecht-verhouding zal zijn en smart en tranen uitgewist en vergeten zijn. We noemen dat HET KONINKRIJK GODS.
2) Het draagvlak voor die vrede en gerechtigheid, een wereld, een milieu dat bewaard wordt en gerespecteerd. We noemen dat DE NIEUWE HEMEL EN DE NIEUWE AARDE.
3) Het volkomen heil en geluk van de individuele persoon, u en ik, geroepen, geborgen en bewaard. We noemen dat DE VERRIJZENIS VAN HET LICHAAM.
Een einde aan de pijn
Om ons tot actief geloof in de Opstanding te stimuleren zegt Paulus in zijn brief aan de Kolossenzen: ‘Zoekt wat boven is’. In onze nog steeds smartelijke dagen in het midden oosten en verderop in Azië blijven we uitzien naar een einde van de vrijdag van de pijn en de komst van stilte en rust opdat eindelijk de echte grote Paasmorgen kan komen. Wat nu te doen? Daarover horen we Rabbi Jaäkov zeggen: ‘Een moment van ommekeer van jou hier en nu en de goede werken die jij in deze wereld doet is het allermooiste dat er bestaat, mooier dan wat God ooit maken kan!
Hein Jan van Ogtrop, Oud Plebaan St.Bavo