17e Zondag door het Jaar
Schriftlezingen:
Genesis 18,20-32
Kolossen 2,12-14
Lucas 11,1-13
Het doet mij altijd een beetje aan het Waterlooplein
in Amsterdam denken: God en Abraham.
Abraham afdingend: 50 rechtvaardigen, 5 minder, 45,40,
en verder maar weer 30, 20 en uiteindelijk 10.
Een vreemde vraag: waarom durft Abraham niet verder naar beneden te gaan
dan de tien… Dat heeft een goede reden.
Als er minder dan 10 mensen in een Joods bedehuis zijn
kan een Joodse kerkdienst niet doorgaan.
Abraham vindt dat er minstens een gebedskern aanwezig moet zijn,
een mini-kerkje wil er nog redding mogelijk zijn.
Abraham heeft dat goed aangevoeld:
zonder gebedskernen, zonder mensen die zich verzamelen
rond het woord van God is de wereld er slecht aan toe.
Toch hebben de Rabbijnen wel commentaar op Abrahams houding.
En dan zeggen ze -en ze komen zo direct
bij Jesus uit die zegt dat je moet blijven doorbidden, doorzeuren bijna:
‘Was Abraham maar doorgegaan met zijn gebed! Hij is te bescheiden.
Hij heeft te weinig vertrouwen in Gods ruimhartigheid en zijn gulheid.
Abraham durft niet meer en het verhaal
-geschreven om ons te vertellen hoe sterk de kracht van het bidden is-
vertelt dat Sodom verwoest wordt… en eigenlijk -als we die Joodse bijbeluitleg volgen- is Abraham indirect de schuld.
Waar het bidden betreft geldt dat je niet onbescheiden genoeg kunt zijn.
Je moet volhouden, net als die vriend -waar het evangelie over spreekt-
die maar door blijft kloppen om hulp, nota bene midden in de nacht.
De man bij wie hij aanklopt zal uiteindelijk toch opstaan,
al is het alleen maar om van het gezeur af te zijn.
Bidden –laten we eerlijk zijn- schiet er tegenwoordig een beetje bij in
hoewel: het is vakantietijd en je wilt het niet weten hoeveel mensen in het buitenland of binnenland, als ze een kerk bezoeken toch een kaarsje aansteken en in het intentieboek vaak iets schrijven. Dat is goed: bidden mag, bidden moet, met bidden moet je nooit ophouden.
Neen, het is niet zo dat je alles wat je op je verlanglijstje hebt staan
onmiddellijk zult verkrijgen. Het is niet tafeltje dek je, ezeltje strek je..
Geloven en bidden betekent niet een fijne levensverzekering afsluiten bij God die dan direct uitkeert.
Bidden gaat er op de eerste plaats van uit dat e gelooft in een God die je uitdaagt
maar zelf je bijdrage te leveren aan een betere wereld en het geluk van anderen.
Dat betekent vaak: je storten in het avontuur, als Abraham, op reis durven gaan.
Dingen durven loslaten, je los maken van allerlei dingen
die belangrijk zijn of lijken en groeien naar wat God van je vraagt.
Jesus geeft zijn leerlingen een beetje bijles in het bidden.
De leerlingen kennen natuurlijk eindeloze reeksen gebeden, hele litanieën en vele psalmen. Toch vragen ze aan Jesus: ‘Heer leer ons bidden.’
Ze vragen niet naar de bekende weg maar ze vragen eigenlijk:
‘laat ons iets leren van jouw oriëntatie op God dan kunnen wij het ook proberen.
Laat ons zo vol zijn van wat God wil dan zullen wij samen het aanschijn der aarde veranderen.’
En dan mag je bidden, met klem en vaak
UW KONINKRIJK KOME… UW WIL GESCHIEDE..
en GEEF ONS (en met die ons zijn niet alleen wijzelf bedoeld
maar mensen van ALLE naties en talen)
HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD.
Lucas, de kerk-evangelist bij uitstek, vertelt ons veel over het bidden.
Hij beschouwt dat als een belangrijke taak van de kerk.
Lucas vertelt uitgebreid hoe de eerste kerk werd gesticht, hoe de eerste christenen alles gemeenschappelijk hadden, de armen hielpen en de zieken genazen…
en dan vertelt hij ons ook dat ze samen volharden in het gebed.
Leven in de Geest van Jesus en bidden zoals Hij dat leerde horen bij elkaar.
Die beide dingen tezamen vormen de grote opdracht
voor de jonge gemeenschap van volgelingen
die zich rond Jesus’ vernieuwende boodschap verzamelen willen.
Leven in Zijn Geest en bidden kun je het beste met anderen samen doen.
Daarom vragen de leerlingen ook: ‘Heer, leer ONS bidden’.
De gebeden van een gebedsgemeenschap -en wij zijn dat deze morgen- hebben een bijzondere kracht. En dan is iedereen nodig.
Daarover gaat een mooi verhaal:
‘Eens deed de Baalsjem Tov -een belangrijke Poolse joodse leraar uit de 18e eeuw- heel lang over zijn gebed. Zijn leerlingen worden ongeduldig en gaan maar vast naar huis. Pas veel later horen ze hoe erg dat geweest is.
Hun meester vertelt hun dan:
‘Wat er gebeurde doordat jullie weggingen en mij alleen lieten zal ik jullie door een gelijkenis verklaren.’
‘Het gebeurde eens in de tijd van de vogeltrek. De inwoners van een kleine stad ontwaarden op een goede dag in zo’n vlucht trekvogels een zeer kleurige vogel,
zoals geen mensenoog er ooit een had gezien.
De vogel streek neer in de top van de hoogste boom en nestelde daar.
Toen de koning dit ter ore kwam gebood hij de vogel uit het nest te halen.
Een aantal mensen moest op elkaars schouders gaan staan als een ladder,
totdat de hoogste het nest kon pakken..
Het opbouwen van de ladder vergde echter zoveel tijd dat de ondersten ongeduldig werden en begonnen te bewegen en de ladder stortte ter aarde.’
En de rabbijn besloot:
‘jullie hebben mij in de steek gelaten door allemaal weg te gaan terwijl ik bijna bij Gods troon was en al onze echte noden bij Hem neer had kunnen leggen
zodat verlossing had kunnen geschieden. Die blijft nu uit’
Het is van het grootste belang – het is goed dat nog eens duidelijk in deze tijd te zeggen- dat de christelijke gemeenschap bijeen blijft: dat wij bij elkaar blijven.
Je komt niet naar de kerk omdat je het ergens mooi vindt
niet eens omdat jijzelf het nodig heeft maar op de eerste plaats
omdat God en zijn gemeenschap jou nodig hebben.
Samen moet je het als christenen opbrengen
bij elkaar te blijven. Samen ijverend voor de leniging van de nood van anderen,
samen bouwend aan een gemeenschap waarin geleefd wordt in de Geest van Jesus en… samen te bidden.
En daarbij mag je dan niet zo bescheiden zijn als Abraham
die te vroeg ophield. Je moet volhouden.
De man die zijn vriend lastig valt midden in de nacht en vraagt om brood krijgt zijn broodje niet wegens de vriendschap die de man die in bed ligt hem toedraagt,
ook niet vanwege de lengte of de schoonheid van zijn gebeden maar wegens zijn volharding. Letterlijk staat er: ‘onbescheidenheid’ en eigenlijk betekent het griekse ANAIDEIA: schaamteloosheid!
In de donkere jaren 40-45 is er gebeden, echt gebeden, volhardend
ja onbescheiden aangedrongen op de bevrijding van de tirannie
en om de komst van de vrede.
Ook vandaag zal er gebeden moeten worden, duidelijk en volhardend om recht en vrede.. En al die bidders zullen ook werkelijk voor recht en vrede willen kiezen en er zich voor inzetten.
Wij kunnen dan goede actieve, blijmoedige christenen zijn
die anderen tot zegen zijn. En zo kan ik eindigen met Sint Paulus’ advies
in zijn Filippenzenbrief: ‘Verblijd u in de Heer te allen tijde, ik zeg het nogmaals verblijd u! Uw vriendelijkheid moet aan alle mensen bekend zijn: de Heer is nabij. Wees in niets te bezorgd. Laat al uw wensen bij God bekend worden in gebed en smeking en nooit zonder dankzegging.’
Als wij ons daar aan willen houden
zal waar worden wat Paulus ons tenslotte toezegt:
‘En de vrede Gods die alle verstand te boven gaat,
zal uw harten en uw gedachten behouden in Christus Jesus.’
En een gebed tot slot:
God, hemelse Vader, Wij bidden U: geef ons durf ja brutaliteit
om bij U aan te komen met wat ons werkelijk bezighoudt.
Ons geloof is vaak te klein.
Leer ons dan wel bidden zoals Jesus ons dat geleerd heeft:
Uw Koninkrijk kome, in onze dagen.
En geef ons dan ook de moed
te leven zoals Hij ons het voordeed.
Hein Jan van Ogtrop, pastor