David kwam er de vorige week heel goed uit
toen werd hij als vredestichter gepresenteerd
die de kans had gehad koning Saul te doden in zijn tent
maar het niet had gedaan.
Jullie kennen het verhaal wel, David had tijdens
een van zijn veldtochten de kans gehad Saul te doden.
Sauls bewaker lag, net als Saul zelf, te slapen,
zijn koninklijke speer stond voor de tent,
David kon hem stiekem benaderen
en had de speer al in zijn hand…
‘koning word wakker.’
David had hem niet gedood en was een voorbeeld zo.
Later toen hij zelf koning was geworden werd dat anders.
David had Sauls huis in bezit genomen,
Sauls dochter als vrouw en hij had aan niets gebrek.
Maar o wat is het gevaarlijk
als een mens macht krijgt..
dan is niets hem te dol.
David kent hetzelfde egoïsme
en dezelfde onrust die de meeste mensen hebben:
alles moet draaien om jezelf.
Sinds Copernicus en Galilei weten we
dat de zon niet om de aarde draait maar omgekeerd.
Toch blijft de individuele mens hardnekkig in zijn geloof
dat hij of zij zelf het middelpunt is van het heelal.
Andere mensen mogen alleen maar als planeten
om de zon van onze eigen belangrijkheid
hun banen beschrijven.
Het verhaal:
Op een avond wandelt David op het dakterras van zijn paleis
en daar valt zijn oog op zijn knappe buurvrouw Batsjevah,
de vrouw van Oeriah die zich baadt.
David zet alles op alles om haar te krijgen.
Hoe dat te doen? Hij schakelt zijn generaal in
en zegt: ‘zet Oeriah vooraan in de strijd..
de kans is groot dat hij sneuvelt
en dan kan ik zijn vrouw nemen.’
Dat plan lukt,
Oeria wordt uitgeschakeld
en David neemt Oeria’s vrouw op als bijvrouw. Alles dik voor elkaar.
Maar………
dan heeft hij buiten de Heer gerekend
die hem een profeet op zijn dak stuurt.
De profeet heet Natan.
Plotseling staat hij voor David en vertelt hem een verhaal
een parabel over een arme man die een troeteldier had,
een lammetje dat `s nachts ook op zijn bed sliep:
het was voor hem als een dochtertje.
In het verhaal komt ook een rijke buurman voor
die een dinertje geeft voor zijn gasten.
Hij heeft trek in lam.
‘Weet je wat, we nemen dat lammetje van mijn buurman’,
dat wordt gepakt, geslacht, gebraden en
de gasten van de rijke man voorgezet.
Als David van verontwaardiging opvliegt
en zegt: ‘die man heeft iets heel ernstigs gedaan’
zegt Natan de profeet:
‘die man Heer koning, ben jij.’
Jij, Heer koning, hoeft niet verontwaardigd te zijn
over die rijke man van het verhaal…
de ander …. want jijzelf bent de zondaar.
En dan krijgt David spijt en zegt: Miserere mei Domine,
‘heb medelijden met mij Heer, ik heb spijt.’
Deze tekst, het werd psalm 51, moeten alle priesters en monniken en
nonnen over heel de wereld iedere vrijdag bidden als boetepsalm.
Het joods-christelijke getuigenis van Oud en Nieuw Testament
wil ons leren onze eigen levenssituatie opnieuw te bezien.
Jijzelf als eenling bent niet het middelpunt
maar de ander, al of niet met een hoofdletter die met ons in relatie treedt.
God heeft onze mede-mensen geschapen
als dragers van Zijn beeld
en iedere bespotting is een bespotting van God.
Wat de ander kwetst is slecht.
De vrome joodse geschriften uit Jesus’ tijd zeggen:
‘als je een ander zo beschaamd doet staan
dat hij er een rood hoofd van krijgt
is het alsof je bloed vergiet.’
Als we het positief formuleren
zijn mensen dus geroepen
om elkaar tot zegen te zijn en tot troost.
En -als we het negatieve even helemaal vergeten-
al wat de ander goed doet
maakt deel uit
van de nieuwe werkelijkheid van het Koninkrijk van God.
II. Om zijn leerlingen de goede kant op te krijgen
probeert Jesus zijn vrienden
eerst goed te overtuigen van hun eigen fouten
pas dan kun je oog hebben voor de goede dingen die je kunt gaan doen.
Als het om fouten gaan zien wij de fouten van anderen,
zelfs de allerkleinsten overduidelijk
en we ergeren ons eraan
zonder te beseffen dat wijzelf ook fouten hebben,
een gebruiksaanwijzing hebben.
Jesus leert ons:
Houd nu eens op
om bij voorbaat al de verongelijke partij te spelen, …
laat de ander als mogelijke boosdoener
nu eens even buiten beschouwing
en kijk naar jezelf…
zoals David dat moest doen.
In hoeverre ben jijzelf degene die de ander kwetst.
In hoeverre ben jijzelf -misschien soms onbedoeld-
degene die een ander pijn doet.
Als we zo ons blikveld 180 graden veranderen
wordt het plotseling niet meer interessant
in hoeverre de ander mij gekwetst heeft of niet
maar voor mijn handelen wordt nu bepalend
mijn eigen overweging
in hoeverre ikzelf degene ben die fout is.
en die een ander pijn heeft gedaan.
Zo zal er ook een einde komen aan alle muggenzifterij.
Een einde aan de bestudering van de splinters in de ogen van de ander
waarbij de balk in het eigen oog niet wordt gezien.
Zo zal de mens leerling worden en hoorder van Gods woord,
zich gaan inzetten met al zijn krachten
om iets tegen zijn eigen eigenaardigheden te ondernemen,
er de ander wat minder mee te hinderen,
en eindelijk eens gaan doen wat hem te doen staat.
Ik zei het al:
Jesus heeft er heel wat werk aan zijn leerlingencollege
te vormen. Maar pas op:
voor we het weten nemen wij de eerste leerlingen tot zondebok,
en letten we alleen maar op de splinters in hun ogen toen
en zien de balk niet die er vandaag nog in onze eigen ogen zit.
III. De Heer heeft ook Zijn handen vol aan ons.
Na bijna 2000 jaar contact met onze joodse leraar Jesus,
is het voor ons toch steeds weer onthutsend te beseffen
wat leven volgens de Tora van ons vraagt.
Een joodse geleerde zei eens:
‘Intellectueel is de mens sinds de tijd van de bijbel
een gigant geworden
maar ethisch is hij een dwerg gebleven.’
De bijbelse Sjalom, het ideaal van menselijke omgang,
zal de volkomen heelheid,
de ongebroken eenheid van de schepping betekenen
als tegenstelling van alle schizofrenie
en zelfverzekerdheid die ons aangeboren zijn.
Jesus’ evangelie wil ons iets nieuws leren:
de broeders en zusters -ook in kerkelijke kring-
die elkaar aan het beloeren zijn zouden moeten ophouden
met die kritische beschouwing van de fouten van hun naaste.
Ja,
in het hele intermenselijke contact
zouden wij al onze balken en splinters
moeten gebruiken als bouwmateriaal voor een nieuw wereldhuis.
Jesus pleit voor een echte opbouw van een nieuwe gemeente,
waarbij ieders eigen gaven kunnen worden ingebracht en gebruikt.
Parochieopbouw, kerkopbouw bestaat dan uit het verenigen
van alles wat wij aan zinvolle krachten in huis hebben.
————————–
Deze parochie leidt een goed bestaan
dankzij de inzet van eenieder.
Het opbouwen van een parochie is een mooi en boeiend gebeuren.
Niet eenvoudig: het kan ook fout gaan.
Als mensen op hun strepen staan
en hun inspanning niet zien als een bijdrage
aan de opbouw van het grotere geheel.
Maar het is een uitdaging om het in deze wereld te proberen
en samen kerk te willen zijn.
We kunnen zo zelfs de buitenwereld iets leren.
———————-
Deze week gaan wij de veertigdagentijd in.
Tijd van bezinning en ernst.
We zullen ons, meer dan anders
onze zonden bewust worden, en met name op aswoensdag
als wij ons de as op het hoofd laten strooien.
Hoe liep het af met David? Gooide hij de profeet eruit?
Neen, hij bad zijn psalm: Miserere, ik heb gezondigd.
Maar vanuit die vernedering is er een nieuwe verheffing mogelijk.
We kunnen opstaan uit onze machteloosheid:
verrijzen uit de dood met onze Heer.
En de rabbijnen voegen daaraan toe:
‘de grootste zonde is niet dat een mens fouten maakt,
de enige echte zonde is: niets doen om jezelf te beteren.’
De vastentijd die komen gaat moge ons leiden
tot een waarachtige bekering naar Jesus Messias
de ware Davidszoon en naar allen die Hij op onze weg plaatst.
Misschien kunnen we van alle splinters en balken
die we overal aantreffen
ooit nog eens een vredeshuis maken,
een nieuwe wereld waar God alles is in allen
Hein Jan van Ogtrop, pastoor