Aan Maria Magdalena gewijd

Voor het eerst wordt deze locatie in 1083 genoemd als ‘Wermere.’ Dat schijnt een samen­stelling te zijn van ‘were’, een naam voor de dwarsheiningen van gevlochten rijshout ten behoeve van de visvangst en ‘mere’, dat geen uitleg behoeft. Het dorp dat die naam draagt is ontstaan als veenont­ginning in de 12e eeuw langs een oost-west lopende ontginningsas in het gebied tussen de Beemster en de Wijde Wormer. De eerste kern vormde zich rond de huidige hervormde kerk aan het Oost­einde. Het dorp groeide in westelijke richting uit langs de geka­naliseerde sloot in het veen. Vanaf de 17e eeuw ontstond langs de Zaan en de Nieuwe Vaart een belangrijk industriecentrum met veel industriemolens. Vooral de Wormer scheeps­beschuitbakkerijen – op een bepaald moment 130 stuks met acht bijbehorende korenmolens – waren bekend. Schilderachtig was de helaas gesloopte lang­gerekte ‘beschuittoren’ uit 1620 waar om 6 uur ’s avonds een klok werd geluid om aan te geven dat de ovens uit moesten en pas om middernacht weer aan. Leuk dat men herbouw overweegt! Na 1850 werden de molens (er is er hier nog één over) vervangen door bakstenen fabrieksgebouwen en pak­huizen. Na de tweede wereldoorlog is Wormer aan de westzijde flink uitgebreid. Tot 1981 had Wormer een erg deftig raadhuis. Het is in 1660 gebouwd voor een goed boerende koopman. Nu is het weer in zijn oorspronkelijke functie hersteld. Ook vermeldenswaard is het café ‘Het Moriaans­hoofd’ dat ouder is dan de katholieke kerk. Het heeft een (gereconstrueerde) vroeg 19e-eeuw­se kolfbaan die verder buiten het bestek van een kerkengek valt.

Vroom Wormer

De hervormde kerk staat op de plek waar de oude middeleeuwse kerk gewijd aan Maria Magdalena stond. Wormer wordt al in 1399 als parochie genoemd. De oorspronkelijke patroonheilige had concurrentie van de H. Odulphus, maar hield zich toch staande. De middeleeuwse (hervormde) Magdalenakerk is in 1807 vervangen door een bouwwerk met gietijzeren quasi-romaanse vensters en een houten torentje. Men heeft in Wormer iets met romaans. Een beetje honend lezen wij in de kerkenbijbel van Kalf uit 1906: ‘De Rooms Katholieke kerk alhier is een romaansch-bedoelde bak­steenkerk van de architect H. J. van den Brink, 2 juni 1869 gewijd door Mgr. Wilmer. Ze heeft 226 zitplaatsen.’ Verder geen beschrij­ving van de architectuur. Als pluspunt geldt: ‘Er wordt hier een niet onbelangrijke oude zilverschat bewaard: een monstrans, ciborie, enige kelken (waaronder een met het jaartal 1614). Ook een 17e-eeuws kazuifel en een antependium (voorhangsel voor het altaar).’ In de moderne beschrijving van Monumentenzorg wordt (iets minder hatelijk) gesproken over een ‘eenbeukige kruiskerk met halfronde apsis en een ingebouwde toren met neoromaanse details.’ De kerk vervangt het oude schuilkerkje waarin kennelijk toch mooie spulletjes te vinden waren. In 1798 was er nog even een kans geweest de middeleeuwse kerk terug te kopen, maar net als in Blaricum was die te bouwvallig en bleef men liever in de toenmalige schuurkerk. In 1822 werd wat kerkzilver verkocht. Het gebouwtje begon door verbouwingen steeds meer op een echt bedehuis te lijken, maar was toch aan vervanging toe. En zo mocht architect Van den Brink in 1868 aan het werk en bouwde hij de kerk die er nu nog staat.

De vergroting van de kerk en verder

De 226 zitplaatsen bleken in het begin van de 20e eeuw niet genoeg. Men dacht het nog met een houten aanbouw op te lossen, maar in 1927 werd de kerk echt vergroot met een transept en een koor naar plannen van Jos Margry. In die tijd werden vrolijke baksteenmotieven aangebracht in schip en koor en in de transepten een serie ramen met Bijbelse symbolen (de pelikaan en de duif en de symbolen van de evangelisten) van Lou Asperslagh uit Den Haag. De net iets oudere ramen van de Utrechtse Otto Mengelberg zijn weer achter het hoofdaltaar terecht gekomen. Ze stellen voor: de doop van Jesus, de voetzalving door de zondige vrouw, die hier ten onrechte met Maria Magdalena wordt geïdenti­ficeerd en Petrus die zijn Heer na de Pasen herkent. Zinvol is wel dat Maria Magdalena die Jesus in de graftuin ontmoet en Petrus (met een Sint Pietertje!) bij elkaar in de buurt zijn afgebeeld. Ze erkennen hem dan beiden als Heer: zo zou je op ieders afzonderlijk getuigenis een kerk kunnen bouwen! In de hoek aan de westkant staat een beeld van Maria de moeder des Heren, dat waar­schijnlijk uit de vroegere kerk van Jisp komt. De noodkerk had nog een Strümphler-orgeltje uit 1774 – helaas niet meer aanwezig, net als een 17e-eeuws schilderij van de kruisafname van Jesus dat in het Catharijne­convent in depot is. Het gewone parochieleven ontwikkelde zich gunstig. In de tweede helft van de 20e eeuw kwamen er vele plannen, die meestal weer terug in de la werden gestopt. Zo ook het plan om stukken van de kerk af te schotten en als feestzaal te verhuren. Wel werd in 2000 een vrij grote ontmoetingsruimte gerealiseerd die vrijwel het hele schip omvat. In maart 2003 verwierf de Magdalenaparochie een kruisweg van de hand van Rem de Boer uit Heer­hugowaard. Eerder had hij al een fraai schilderij van de patrones gemaakt. De staties zijn geen afbeeldingen in de traditionele zin, maar overwegingen rond de emoties die aan de orde zijn: oor­delen en veroordelen (1e statie), het kruis op de schouders ( 2e statie), in zijn moeders armen (4e statie), een helpende hand (5e statie), mede-lijden (6e statie). Verder worden de troost aan de vrouwen verbeeld, het beroven van Jesus’ waardigheid (roof van de kleren) en bij zijn graflegging is de vraag: einde of begin?

Interesse in kerk en samenleving

Die laatste vraag blijft in ons hoofd hangen. In Wormer is men terecht trots op de kerk, maar vooral ook wat die in mensen te weeg brengt. Niet onvermeld tenslotte mag blijven dat hier een heel bij­zondere pastoor gestaan heeft: Martinus Duncanus die hier van 1541-1558 het pastoraat beoefende. Hij studeerde bij de Broeders des Gemeenen Levens in Nijmegen en daarna in Leuven. Hij kon niet alleen Latijn, maar ook Grieks en Hebreeuws lezen. Hij was al voor de reformatie een bestrijder van de (weder)dopers. In Wormer stichtte hij een Latijnse school. De latere aartsbisschop van Mechelen, Matthias Hovius, was één van zijn leerlingen. In de refor­matietijd probeerde hij uit de wind te blijven, maar hij werd toch verbannen uit de regio. Hij stierf in Amersfoort in 1593. Kostelijk is het begin 17e-eeuwse portret van hem, maar vooral interessant is het hele panorama van Wormer achter hem met de beschuittoren en de middel­eeuwse kerk nog in volle glorie.

Wormer is een heel aangenaam oord. Kostelijke boottochtjes kan men maken op het nabij­gelegen meer (“’t Zwet”), waarbij men de kerk altijd in het zicht houdt. De grote telefoontoren (geen waardig vervanger van de beschuittoren) moet men dan maar even negeren. Het charmante Jisp (beroemd om het raadhuis uit 1650) ligt vlakbij. Eerst stond daar een bijkerkje van Wormer en later een (inmiddels door een klein kerkje vervangen) behoorlijk grote middeleeuwse kerk. In de katholieke tijd was die beroemd om zijn glazen en Sacramentstoren; in de 17e eeuw om de graven van de heelmeesters die zo goed botbreuken konden repareren. In 1994 gaf men te Wormer een indrukwekkend boek uit: ‘honderdvijfentwintig jaar kerk en samenleving’. Dat zegt iets over de interesse die men in Wormer heeft: niet alleen voor het kerkgebeuren maar ook voor de samenleving. Een goede zaak.

 Het bovengenoemde boek werd in eigen beheer uitgegeven. Met de in dit artikel genoemde kerkenbijbel van Kalf bedoel ik het omvangrijke boek: “De katholieke kerken in Nederland. De toenmalige staat dier kerken met hunne meubilering en versiering beschreven en afgebeeld, uitgegeven onder leiding van Dr. P. J. H. Cuypers, tekst door Jan Kalf bij van Holkema & Warendorf aan de Heerengracht te Amsterdam in het jaar MCMVI”.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.