Abel in Obdam

`Zoekt u afbeeldingen uit het Oude Testament, dan kunt u bij ons terecht’ schreef een enthousiaste Obdammer. Zo kwam ik op het spoor van een hoogst interessante serie schilderingen (helaas kwetsbaar, op een soort linoleum geschilderd in 1890) van Frans Loots in het hoogkoor van de kerk te Obdam, sinds oeroude tijden aan St. Victor gewijd.

Victor in Obdam

Victor was een van de martelaren van het Romeinse legioen in Xanten. De monniken van Egmond hadden reeds rond 1100 Obdam deze patroonheilige aanbevolen. Over de parochie in de begintijd vernemen we weinig. In 1389 horen we spreken over pastoor Pieter Gerrits, die een beetje klaagde (toen al!) omdat hij ook Hensbroek moest bedienen. In 1559 was men nog minder tevreden over de geestelijkheid: ‘onze pastoor is een dronkart’ lezen we in de kronieken. De reformatie ging Obdam niet voorbij maar de grote meerderheid van het dorp bleef trouw aan de oude religie. Ja men was zelf zo wakker om in de tijden van Lodewijk Napoleon alles in het werk te zetten om de grote dorpskerk weer terug te krijgen.

De oude kerk terug

Het lukte in 1802 de oude kerk terug te krijgen. De enige keer dat zoiets in Noord Holland gebeurde. Het gebouw was echter bouwvallig, de klokken konden niet worden geluid (misdienaars stonden met altaarbellen buiten). Daarom werd er een nieuwe kerk aanbesteed (voor 62.000 gulden!) volgens een ontwerp van architect Bleijs (1842-1912), de bouwer van de Nicolaas in Amsterdam die ook de Cyriacus in Hoorn, de Cunera in Nibbixwoud en de verbouwingen van de kerken van Spierdijk en Volendam op zijn naam heeft staan. Je kon bij Bleijs kiezen welke stijl je wilde. Hij bouwde in Renaissance (Amsterdam), Gotische (Nibbixwoud) maar ook in Romaanse stijl: hier in Obdam. Hij mocht veertig jaren na het maken van het ontwerp pas de uitvoering beleven: de begroting was te krap gebleken. De pastoor die de klus voltooide heette (heel toepasselijk) ‘Fit’. Dat kun je ook zeggen van kapelaan Paul Vlaar die hier heel veel later, een en al actie was!

Een nieuw begin

In 1892 werd de kerk eindelijk gewijd. Het is een fraaie neoromaanse kerk geworden. Dit type is veel zeldzamer dan het neogotische. Dobbelsteenkapitelen sieren de kerk en van Romaanse rondboogfriezen kon Bleijs niet genoeg krijgen. Helaas werd er (tegen de wil van pastoor Fit) op de vloer bezuinigd. Zijn voorspelling ‘het zal mijn tijd net uitduren’ werd op wrede wijze werkelijkheid toen tijdens zijn eigen begrafenis kist en dragers er doorheen zakten. Niet bezuinigd werd op de beglazing en de versiering van de kerk. De beglazing is helder en fraai (het atelier Nicolas uit Roermond had in 1899 een kleurechtheidsgarantie afgegeven), de kruiswegstaties (iets later) zijn fraaie gebeeldhouwde kijkdozen maar het meest merkwaardig zijn de eerder genoemde schilderingen van Frans Loots, een Haarlemse kerkschilder die in Hoorn en Amsterdam ook degelijk werk leverde.

Bijbelse taferelen

Degelijk is het juiste woord. De taferelen zijn zonder enige dramatiek uitgebeeld. Vijf grote schilderingen verbeelden vijf verhalen uit het Oude Testament: het offer van Abel (Gen. 4,5), het offer van Melchisedek (Gen.14,18), het offer van Abraham (Gen.22), de mannaregen (Ex.16) en de spijziging van Elia (1 Kon.19,6). Allemaal bijbelgedeeltes die hetzelfde verhaal vertellen als het verhaal van de Eucharistie. Het verhaal van Abel spreekt ons over ene kwetsbaar mens (Abel=zuchtje) die rechtvaardig is en als een herder tussen zijn schapen staat. Melchisedek was de priester van Salem (=Sjalom-stad) die Abraham, de vader van alle gelovigen, wijn en brood aanreikte. Het (bijna)-offer van Abraham spreekt over de zoon van de belofte die boven op de berg tussen hemel en aarde `zweeft’. Over de mannaregen lezen we in de 6e jaargang (1903!) van het tijdschrift Sint Bavo op blz. 54 ‘de schilder schildert geen menigte volk dat met de bekende (sic!) Joodsche hebzucht het Manna inzamelt omdat zij vreezen niet genoeg te krijgen, maar hij schildert een luisterende schare die eerbiedig opziet naar wat Mozes zeggen gaat.’’ Maar goed dat de Bisschoppelijke Woorden I en II over het Jodendom, een andere taal spreken! Elia de profeet krijgt in de vijfde scène, van de engel brood aangereikt. Dat doet ons denken aan de oude hymne: Ecce Panis angelorum… het brood dat de engelen verdienen is voor Gods pelgrims onderweg bestemd. De hele serie schilderingen is uniek voor ons land (voor zover ik weet). Waren ze in Obdam zo bijbelvast? Was pastoor Fit zo’n bijbelkenner? Het doet er niet toe. Het nageslacht heeft kostbaar meditatiemateriaal aangereikt gekregen: het verhaal van God die met Zijn volk onderweg meetrekt.

Zie ook het in 1992 uitgegeven jubileumboek..

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.