In ‘De Streek’ vinden we veel interessante kerken uit allerlei periodes: Lutjebroek (met zijn vrome geschiedenis), Grotebroek (met grote kerken), de beide Blokkers en de twee karspels (vroeger ‘kerspels’): Boven- en Hoogkarspel. In 1363 gingen de vrijheid van Grootebroec en die van Boeven-Kerspel samen tot de Stede van Broeck en later kwamen daar Lutjebroek (1402) en Hoogkarspel (1403) nog bij. Dit ‘steden’-verband werd pas opgeheven in 1807.
Hoogkarspel werd in 1811 een zelfstandige gemeente (tot 1979). Ten zuiden van het dorp werd in 1885 de spoorlijn Hoorn – Enkhuizen aangelegd. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp flink uitgebreid naar het noorden en tussen het oude dorp en de spoorlijn.
De watertoren en de protestantse kerk
Het meest bijzondere herkenningspunt van het dorp is de watertoren. Deze opvallende twaalfzijdige bakstenen toren verrees in 1930 naar ontwerp van B.F. van Nievelt en W. Mensert. Geen kerkspits op de top, maar een koepelvormig dak. Hij is sober, maar toch opgesierd met – zoals dat deftig heet ‒ expressionistische details. Het dorp zelf valt op door een enorm winkelcentrum met een groots plein. Direct aan het plein grenst de vriendelijke moderne protestantse kerk met een open klokkentorentje. Ooit stond hier een middeleeuwse kerk. Een nog oudere kerk stond 1 kilometer noordelijker bij de Kadijk. Al in de 12e eeuw werd de kerk verplaatst. In het midden van de 13e eeuw had de St. Nicolaasabdij van Hemelum in Friesland hem in bezit. Maar de Hollandse graven gingen zich er ook mee bemoeien. De middeleeuwse kerk werd in 1828 vervangen werd door een achthoekige kerk met een klein middentorentje. Toen de katholieken in 1930 hun kerk aan de overkant wilden bouwen moest nog speciale ontheffing worden gevraagd omdat die te dicht bij de protestantse kerk zou komen te staan. De protestanten verjongden zich: in 1968 werd een nieuw gebouw neergezet. Teken van geestelijke vernieuwing is dat ze, om de tegenwerking in 1930 goed te maken, de katholieke overburen in 1988 uitnodigden mee te doen aan het Conciliaire Proces. Een gezamenlijke kerstwens werd verstuurd en zo werd alles weer OK.
De St. Laurentiuskerk
Tussen 1899 en 1920 nam de totale bevolking toe met 46,3 %; het aantal katholieken evenwel met 80,9 %! Hoog tijd voor een eigen parochie los van Westwoud, waar katholieken voor die tijd naar toe moesten. In 1925 kerkte men hier in een boerderij, vanaf 1928 in een bollenschuur. Wanneer zou de echte kerk komen? Dat werd de brede, aan de oude patroon van Hoogkarspel St. Laurentius gewijde kerk aan de ander kant van het grote winkelplein. Het gebouw maakt een wat barse indruk, maar dat effect wordt ruimschoots goed gemaakt door de sierlijke torens die als twee mooi bewerkte kandelaars het hoogkoor flankeren. De kerk werd in 1929-1930 gebouwd naar ontwerp van K.P. Tholens, die ook tekende voor de bouw van het raadhuis in 1958 na de brand van het oude raadhuis alhier. In Amsterdam bouwde hij de ‘Chassékerk’, ook bekend door zijn leuke torentjes en helaas niet meer in gebruik. In 1930 kwamen de zusters Ursulinen naar Hoogkarspel. De kerk kreeg een orgel en groeide en bloeide. Half mei 1941 scheerde rakelings een bommenwerper langs de kerk. Om van de schrik te bekomen kon men in 1941 de eerste neomist van de parochie binnenhalen.
Charles Eyck en anderen
Inmiddels had de kerk een aardige inventaris gekregen. Heel opvallend zijn de glasreliëfs van Charles Eyck (1897-1983). Hij was Limburger (geboren en begraven in Meerssen), maar volgde zijn opleiding in Amsterdam. Zijn doofheid compenseerde hij ruim (‘zou mijn handicap voor geen goud willen missen’). Hij trok op met de toen progressieve kerkelijke beweging ‘De Gemeenschap’ en werd bevriend met Bertus Aafjes. Beroemd is hij door zijn schilderingen in Zuid Limburg, Zeist en in Jeantes (Noord-Frankrijk). Hij hanteerde vrije losse vormen met een grote decoratieve kracht. Die zien wij ook in Hoogkarspel! Aan de koorwand met prachtige baksteenversiering hangt een voorstelling van Charles Eyck van de gekruisigde Christus omringd door scènes uit Jesus’ leven. Jesus’ geboorte, de vlucht naar Egypte, zijn doop, de roeping van de apostelen, de storm op het meer, de wonderbare visvangst, de bewening van Jesus en zijn Verrijzenis. Dan zijn er ook nog twee reliëfs van Charles Eyck die Maria en Johannes, die Jesus aan het kruis terzijde stonden, verbeelden. Twee vierkante glasreliëfs van St. Jozef en Maria maakte hij ook nog in 1936. Jozef is door hem niet als brave voedstervader afgebeeld, maar als patroon van de kerk. Hij draagt een Sint Pietertje in zijn handen. Maria is vrolijk afgebeeld met een vogeltje.
De kruiswegtaferelen bestaan ook uit glasreliëfs, maar deze zijn van de hand van Henri Schoonbrood uit Maastricht. De laatste statie kwam in 1942 gereed. Fraaie beelden van Frans Timmermans uit 1954 ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de parochie stonden eerst opzij, maar flankeren nu het hoogkoor: Laurentius links en rechts een Heilig Hart in een moderne versie. De doopkapel achterin bevat een serie ramen over de doop van Jesus en de tekst: ‘dit is mijn welbeminde’; deze zijn van de hand van Henri Schoonbrood. In 1979-80 zijn alle glasramen van het schip vernieuwd door het atelier van Frans Balendong. In 1995 vierde de parochie het 65-jarig bestaan van de kerk en verscheen een aardige parochiekroniek. Jammer dat het oude orgel uit 1930 (van Blaisse & Strunk uit Rotterdam) het niet meer doet. De zang wordt nu begeleid met een elektronisch instrument (!). Maar gelukkig worden de klokken nog met de hand geluid! De geschiedenis gaat verder en hopelijk kan deze aangenaam ruime kerk nog lang mensen blijven uitnodigen en troosten.
Meer afbeeldingen van de kunstwerken vindt u op de website www.kerkengek.nl Waardevolle informatie over de streek is te vinden in het boek ‘Stede Broec’ van de priester-historicus Bertus Voets, Stolphoevereeks Westfries Historisch Genootschap 1979. Een beknopte geschiedenis van de parochie van de H. Laurentius in Hoogkarspel van de hand van J.M. Morsink verscheen in 1994.
In de alinea Watertoren en de protestantse kerk is een foutief jaartal vermeld over de bouw van een nieuwe kerk.
Op 27 augustus 1859 valt het besluit om een nieuwe kerk te bouwen.
Er wordt 150 gulden uitgeloofd voor degene die het beste en meest doelmatige plan voor de nieuwe kerk inzendt. Uitgegaan wordt van f 25.000,- aan bouwkosten. Op 24 april 1860 valt de keuze op het ontwerp van de gebroeders D. en L. van der Tas, architecten te Schiedam en Sloten. Zij krijgen opdracht een bestek te maken. Er zullen 400 zitplaatsen moeten zijn en de maximale bouwkosten worden op f. 30.000,- gulden vastgesteld. Op 1 augustus 1861 moet het gebouw klaar zijn.
Bron WFA, toegasngsnr. 1478, inventarisnr. 56: Notulen kerkvoogden en notabelen 1852-1967.