De grote kerk
De grote Onze Lieve Vrouwekerk met haar rijzige toren (ongeveer 90 meter hoog) domineert het stadssilhouet van Breda. Binnen haar muren zijn de Nassaus begraven. Als een kostbare schrijn omgeven de ranke Gotische muren de tombes en de kerkelijke gemeente die daar huisde. De beelden (behalve die op de graftombe van de katholieke Jan van Nassau) zijn verdwenen. De fresco’s overgekalkt. Tientallen wapenborden van belangrijke met de prins bevriende families sierden na de roomse tijd de kerk. Tijdens de Franse revolutie werden al die houten borden opgestookt. Een nog kalere kerk bleef over. Bij restauraties in de vorige eeuw kwamen hier en daar weer wat fresco’s naar boven waaronder een aan het noordertransept van de Annunciatie. Een wonderlijk effect was er in de lente van 2010 te zien toen men bij de tentoonstelling Woord en Wapen (over militairen en dominees in dienst van de Nassaus) reproducties van al die wapenborden weer in de kerk had opgehangen. Een zeer fleurig geheel maar wel een demonstratie van een opdringerige nieuwe elite die met vele wapenborden voor een patserige decoratie van de kerk had verzorgd. Dan toch maar liever beelden van apostelen en andere heiligen.
Terugblik
In 992 wordt vanuit de abdij van Thorn gezorgd voor zielzorg in het Bredase gebied. De eerste vermelding van een parochiekerk dateert uit 1269, het betreft de voorloper van de huidige Grote Kerk. Eerder al (in 1184) hadden de tempelieren van Sint Jan zich al in de stad gevestigd vlak bij de plek waar de huidige Antoniuskerk staat en een Begijnhof in 1240. Wat eeuwen overslaand komen we Jan van Nassau en Maria van Loon tegen die met toestemming van Maria’s broer, de bisschop van Luik, in 1449 de devotie tot het Sacrament van Niervaert naar Breda overbrengt. Prachtige Middeleeuwse processies werden gehouden met reuzenbeelden en beelden van de vier Heemskinderen. Tijdens de tachtigjarige oorlog was Breda afwisselend in handen van de Spanjaarden en de ‘opstandige’ gewesten. Van 1625-1637 was Breda weer katholiek. De O.L.V. Kerk werd weer plechtig ingewijd maar na de overwinning van Frederik Hendrik in 1637 is dat afgelopen. En vanaf de vrede van Muenster (1648) beheerst de Nederlands Hervormde Kerk (toen nog gereformeerd geheten) 150 jaar lang het geestelijk leven en was de bouw van katholieke kerken verboden.
Katholiek reveil
Vanuit het Begijnhof werd in de reformatietijd de zielzorg van Breda waargenomen door een bont team van een Norbertijn, een wereldheer een Jezuïet en een Franciscaan. Dat team bediend het Begijnhof en nog wat minischuilkerkjes. Afwisselend werd een van de geestelijken weggejaagd. Toen in 1666 de bisschop van Muenster Oudenbosch had aangevallen was het stadsbestuur not amused. Maar het getij keerde en rond 1800 kon
de grote meerderheid van de Breda’se gelovigen (de katholieken) hun schuilkerken verlaten en er weer kerken bouwen. In Europa de tijd van de katholieke barokstijl voorbij en vierde het neoclassicisme hoogtij. In Breda was dat nodig want pogingen om de oude Lieve Vrouwekerk terug te krijgen liepen schipbreuk. Den Bosch kreeg zijn Sint Jan (in erbarmelijke staat) terug maar in Breda ging de verhoopte teruggave niet door: er lagen teveel Oranjes in. Als troost gaf het ministerie van Eredienst subsidie op de bouw van nieuwe Godshuizen. Dat betekende wel grote staatsinvloed op de bouwprojecten. Nadat de subsidie was toegekend werd men doorverwezen naar het Ministerie van Waterstaat. Zo ontstonden de ‘Waterstaatskerken.’ Het waren meestal goed gebouwde kerken in een wat saaie namaak klassieke stijl die toen mode was. In Haarlem zijn de Jozefkerk en de Antonius (de Groenmarkt) voorbeelden van die stijl. In Breda was ook een Antoniuskerk: de Franciscaanse statie midden in de stad. Deze statie was in die dagen de belangrijkste parochie van Breda geworden.
De Antoniuskerk
In 1835 begon de bouw van de Antoniuskerk die nu (weer) de status van kathedraal heeft gekregen. Vanaf 1837 was aan de Sint Jansstraat de rijzige voorgevel te bewonderen van kerk. Architect Huysers (1781-1848) tekende voor het ontwerp. De indrukwekkende neoklassieke voorgevel met boven de ingang het beeld van ‘de Godsdienst’ moet het gesprek van de dag geweest zijn. Het gebouw was voor een waterstaatskerk erg groot uitgevallen. Een toren van 50 meter hoog en een schip van 48 meter lang, 20 meter breed en 20 meter hoog. In 1839 werden er mooie tegels gelegd in de kerk en in 1849 een nieuw altaar geplaatst van P.J. Cuyper (niet Cuypers!) uit Antwerpen. Toen in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie werd hersteld lag het voor de hand dat men de Antoniuskerk als kathedraal zou kiezen.
Omzwervingen
De Antoniuskerk bleef kathedraal tot 1875 toen de bisschopzetel werd verplaatst naar de Barbarakerk aan de haven. Pierre Cuypers tekende voor het ontwerp. Torenloos heeft de reusachtige kerk het uitgehouden tot 1968. De restauratie en renovatie van deze magistrale schepping van Cuypers bleek al ras onbetaalbaar. Daarbij ontvolkte de binnenstad en was men toe aan een kerk zonder pracht en praal. Vandaar dat bisschop Ernst koos voor de Michaelkerk, een parochiekerk in een nieuwbouwwijk, die van 1968 tot 2001 als kathedraal fungeerde. Voor grote vieringen week men uit naar de oude Gertrudiskerk in Bergen op Zoom die inmiddels niet meer door de Hervormden gebruikt werd. In 2001 keerde de kathedrale bisschopzetel weer terug naar de binnenstad. Na een restauratie en een herinrichting zo tegen 2009 staat de kerk er nu zeer florissant bij.
De inrichting van de kerk
Aandacht verdient het Maarschalkerweerdorgel uit 1858. Maar echt intrigerend is de geweldige preekstoel die op 12 februari 1868 werd geplaatst. Hij is versierd met reusachtige beelden van de hand van H.Peeters-Divoort uit Turnhout. De preekstoel is een beeldverhaal in hout van het leven van de heilige (kleine) Antonius (1195-1231). Heel opvallend is de verbeelding beneden van de ezelen het Allerheiligst Sacrament. Het verhaal gaat dat Bonillo, een kathaar uit Rimini, de plaats waar Antonius voor de vissen preekte, niet in de Eucharistie geloofde. Hij stelde voor om een ezel drie dagen niets te eten te geven en het uitgehongerde dier dan te laten kiezen tussen en geconsacreerde Hostie en een met haver gevulde voerbak. Toen de ezel zijn honger mocht gaan stillen had hij geen enkel oog voor de voorbak maar zakte hij door zijn knieën om het Sacrament te vereren. Het verhaal doet denken aan de ezel van Bileam uit Numeri 22 waarin ook een religieus gevormd dier optreedt. De preekstoel is verder geweldig en reusachtig, een kathedraal waardig. Men zou denken dat toen Antonius kathedraal af was de versiering soberder werd. Het omgekeerde was het geval: in 1887 werd de gouden Christus in de apsis aangebracht. Een nieuw Hoogaltaar volgde in 1888. In 1899 kwam er een nieuw Antoniusaltaar en in 1900 een daarbij passend Mariaaltaar. De kerk kreeg ook nog kleurige ramen en prachtige banken (waar er nog enkele van over zijn).
De nieuwe situatie
Na een ingrijpende restauratie van buiten- en binnenkant (waarbij zelfs ook een crypte werd aangebracht om de bisschoppen in te kunnen begraven) opende de kerk op 30 oktober 2004 weer haar deuren. Eloi Koreman tekende voor de herinrichting. De banken zijn (op enkele na) vervangen door stoelen. De ruimte kan weer ademen. Opvallend is het nieuwe altaar opgetrokken uit eikenhout van zo’n 2000 jaar oud (!). Het glas van het altaarblad en de bisschopstroon en de andere zetels en de ambo dat (uiteraard) doorzichtig is belemmert zo het zicht niet op de mensen die in de eredienst voorgaan. Want ‘niet met hout en steen alleen wordt het grote werk gedaan, ’t zal om ons zelve gaan.’
Gebruik is gemaakt van het boek ‘Om geloof gebouwd’, geschiedenis van de Antoniuskathedraal in Breda waar ook de illustraties aan ontleend zijn.