Een glorieuze geschiedenis!

Het actieve verleden

Het is erg moeilijk om te ontdekken wanneer de eerste bewoners in deze streek neerstreken. Het schervenmateriaal dat men hier aantreft dateert uit 900. De eerste geloofsverkondigers waren toen al lang klaar met hun werk (Willibrord kwam in 690 Holland binnen). Het was een hele klus dit moerasgebied bewoonbaar te maken. Monniken hebben waarschijnlijk die hele operatie georganiseerd. Dat de kerk een actieve club was kun je afleiden uit de namen van de plaatsen Hoogkarspel en Bovenkarspel (kerspel is een archaïsch woord voor parochie). Er is heel wat kerkelijke energie vanuit het huidige Friesland in deze regio gestoken. De Zuiderzee is pas rond 1280 zo breed geworden als hij nu is. Het was aan de Friese hulp te danken dat voor 1280 (en ook nog daarna) de Hollandse graven op afstand werden gehouden. In een goederenlijst van het St. Nicolaasklooster (daar heb je de huidige patroonheilige al!) te Hemelum (Fr.) is sprake van landerijen in Hogekerspel, Sypekerspel, Werwertshove, Letterabroek (Lutjebroek), Grootebroek, Oesterwalde, Middewoude, Twisca (Twisk) en Swage (Zwaag). Lutjebroek bestond al vanaf de 12e eeuw als veenontginning langs de Streek, de ontginningsas tussen Hoorn en Enkhuizen. De mensen van Lutjebroek huurden in de begintijd het land van de monniken. Toen Willem IV in 1345 Friesland wilde aanvallen moest hij aan de Lutjebroekers vragen of hij zijn kudde daar mocht laten grazen. De invloed van het Friese Hemelum nam af en de Hollandse graaf ging zich later ook met de benoeming van pastoors en zelfs kosters bemoeien. Hij probeerde een beetje onder de invloed van het kapittel van Utrecht en de invloed van de monniken van Egmond vandaan te komen. In 1402 werd Lutjebroek opgenomen in de Stede van Broec. In die tijd werd een aardig kerkje gebouwd dat in 1572 in Protestantse handen kwam. Later wordt het gesloopt en in eerste helft van de 19e eeuw vervangen door een keurig Waterstaatskerkje dat de naam ‘Bessie’ (opoe) draagt, al is het niet echt oud.

De katholieke gemeenschap

Eind 16e eeuw veranderde de situatie. Met veel geweld nam Dirk van Sonoy vanuit Enk­huizen bezit van de Streek en, in tegenspraak met eerdere beloftes, werd de Reformatie krachtig doorgedrukt. In Lutjebroek lukte dat niet omdat er priesters in de buurt actief bleven. Via de Broekerhaven trokken ze, meest verkleed als marskramer of bootsgezellen, hier naar­toe. Toen de schout en zijn trawanten in 1604 een inval pleegden tijdens een Mis begonnen de bezoekers zo te schreeuwen dat het vee er onrustig van werd. De pastoor werd gevangen genomen maar direct weer vrijge­kocht en alles ging op de oude voet verder. Vanuit Grootebroek en Bovenkarspel werd Lutjebroek bediend. In de wijk ‘De Horn’ werd daar een ‘preekhuis’ opgetrokken dat in 1848 werd vervangen door een kerkje van de hand van de bekende architect Th. Molkenboer. Al spoedig werd dat te klein en ondanks de hulp van architect Asseler bij een uitbreiding in 1865 werd in 1869 aangekondigd dat er een nieuw bouwproject van start ging.

De majestueuze Cuyperskerk

In 1874 had men de financiën voor een goed deel rond. Men wilde een kerk naar het model van die van Westwoud (zie Samen Kerk april 2011) maar de pastoor daar stelde voor Pierre Cuypers in te huren en zo geschiedde. Men ging eerst zijn kerken keuren in Bovenkerk en in de Vondelstraat in Amsterdam. Cuypers viel in de smaak en leverde een fraai ontwerp. Tijdens de uitvoering al heeft men het bouwplan gewijzigd en werden schip en dwarspand verlengd. In 1877 werd een veel grotere dan oor­spronkelijk geplande nieuwe kerk door Mgr. Snickers (ooit pastoor in Lutjebroek) ingewijd. Later voegde Cuypers ook nog bij de kruising twee diagonaal geplaatste rechthoekige kapellen toe. De patroon was dezelfde als in de Friese kloostertijd van vroeger: St. Nicolaas. Wie nu de kerk in de waterrijke omgeving bezoekt (de sloten waren belangrijke communica­tiewegen) wordt getroffen door de omvang van het bouwwerk. We zien een driebeukige pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor en een terzijde geplaatste slanke toren van twee geledingen met achtzijdige naaldspits. Van de oorspronkelijke opzet als basilicale centraalbouw rest een achtzijdige kruising met stergewelf en ronde pijlers met lijstkapitelen. Nog was de kerk niet groot genoeg: in 1924-’25 werd het gebouw naar plannen van J.Th.J. Cuypers en P. Cuypers jr. vergroot. Binnen vallen de interessante schilderingen op, naar men zegt van George Sturm. De klassieke geloofsstellingen (‘er is één God’, ‘er zijn drie godde­lijke personen’ en ‘God loont het goed en straft het kwaad’) worden mooi verbeeld. Interessant zijn de gekozen parallelverhalen: Jaïrus met zijn dochter en de herders treffen we aan, alsook de Romeinse honderdman. De dansers rond het gouden kalf weten niet wie de echte God is, maar de barmhartige Samaritaan verdient een beloning. Heel interessant en fraai zijn ook de gebeeldhouwde luiken (retabels) van het oude hoofaltaar. De Mannaregen, Melchisedek en Abraham en Isaäk treffen we aan. Wel jammer dat dat prachtige weidse retabel bij de herinrichting van de kerk in 1966 werd verwijderd. Gelukkig zijn de genoemde restanten weer achter het huidige altaar ophangen. De oude ramen (het St. Nicolaasraam is bijzonder interessant) achter het hoofdaltaar van de hand van Frans Nicolaas uit 1877 zijn gelukkig behouden.

De Zouaven

We kunnen Lutjebroek niet verlaten zonder iets gezegd te hebben over de Zouaven. De Zou­aven hielpen de Paus bij verdediging van de Kerkelijke Staat in het Europese tumult rond de opbouw van een nieuw Italië. Hun naam en uniform (met de bekende pofbroeken) ontleenden zij aan de Kabylenstammen uit Algerije. Pater C. de Kruyf, kapelaan van de Amsterdamse schuilkerk ‘de Star’, was de organisator van de werving van nieuwe krachten. Oudenbosch was de verzamelplaats. De romantiek van het avontuur sprak de Westfriezen aan en Pieter de Jong, die uit een zeer gelovige familie kwam (zijn moeder joeg met een bezem de versprei­ders van slechte lectuur het huis uit!) meldde zich aan. Hij was een man als een boom. Hij hielp bij de verpleging van patiënten bij een cholera-epidemie in Albano en sneuvelde in 1867 bij de verdediging van de Kerkelijke Staat in Montelibretti. Zijn hoed (met kogelgat) wordt nog bewaard in de sacristie van Lutjebroek. Tegen de noordgevel van de St. Nicolaaskerk staat een monument uit 1917 om hem te eren. We kunnen dat beschouwen als een eerbewijs voor de geloofsijver van de mensen van Lutjebroek toen en nu.

Een zeer uitgebreid overzicht van alle pastoors voor en na de Reformatie en een beeldend verslag van de troebelen van de 16e eeuw vindt men in het jubileumboek van W. Brieffies, in 1977 uitgegeven bij het honderdjarig bestaan van de parochie. Zijn broer Jan schreef een heel fraai geïllustreerde beknopte gids die goede informatie geeft en m.i. model kan staan voor vele andere kerkgidsen!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.