Geen Hollandse toerist te zien
Neen, Hollanders komen er nauwelijks in de Vendéé, de moerassige streek langs de ‘saaie’ kust van de Atlantische oceaan onder Bretagne. Hier geen spectaculaire rotskusten en schilderachtige havenplaatsjes. In de voorzomer is het er nog mooi als de brem bloeit maar verder is het een gewoon ‘Hollands’ vlak land aan de zee.
Men is hier ver van Parijs. Steden liggen er niet.. Voordat hij kardinaal werd was de beroemde Richelieu hier bisschop van het ‘gat’ Luçon.
Het haventje was er dichtgeslibd. Even zuidelijker een en al moeras. In de sloten liggen punters à la Giethoorn. Aan het (inmiddels opgeheven) bisdom Luçon grensde aan de zuidoostkant het (ook opgeheven) bisdom Maillezais. In Luçon staat nog een aardig kathedraaltje met een rijk bewerkte spits die fier in de hemel prikt. In Maillezais alleen maar een paar muren maar die spreken van een groot verleden.
Het eiland van de joodse abt
Midden in de moerassen ten zuiden van Luçon ligt het vlek Maillezais, zo’n 20 kilometer van de oceaan. Luçon is de plek waar de latere kardinaal en staatsman Richelieu in 1608 zijn kerkelijke carrière als ‘eenvoudige bisschop’ begon. Maillezais was ooit een eiland midden tussen de moerassen. Het was een prettige pleisterplaats voor de vermoeide reiziger. Als er tenminste geen schermutselingen waren tussen Engelsen en Fransen. Rond het jaar 1000 was hier een abdij gebouwd waar graaf Willem van Poitou zelf intrad. De voortvarende abt Theodolinus was van joodse afkomst. Met een grote toewijding leidde hij het toen nieuwe klooster. De abdij groeide en bloeide en na1200 beheerde zij zo’n vijftig kerken. Toen de nieuwe bisdommen vanuit Avignon werden opgericht, in 1317, benoemde Johannes XXII de abt van Maillezais (de naam betekent iets als: ‘kruispunt van stromen’) tot bisschop van een nieuw bisdom dat tegelijk met het eerder genoemde Luçon van Poitiers werd afgesplitst. Het bisdom Maillezais bestaat sinds 1795 niet meer maar al veel eerder was de ontluistering begonnen, al twee eeuwen lag de kathedraal in puin.
Glorie en verval
Op een kale grasvlakte drijven de wolken achter de raamholtes van de muren die ons nog van de kathedraal resten. Aan de ruïne kan men verschillende bouwperiodes aflezen. De torenstompen (links op de foto) zijn het oudst. Dan de traveeën van het schip uit de tijd na 1100. Maar het meest opvallend zijn de spitse punten van de transeptmuren die wonderlijk genoeg nog steeds niet omgevallen zijn. Een zekere Geoffroy van Lussignan (bijgenaamd: ‘de duivel’) heeft hier in de 13e eeuw huisgehouden. Zo’n 300 jaar later heeft een losgeslagen Franciscaan genaamd Rabelais (hij wordt de vader van de moderne romans genoemd) hier gastvrijheid genoten. Erg dankbaar toonde hij zich niet want in zijn werk: ‘de abdij van Thélème’ hoont hij de kloosterlingen om hun onwetendheid en droomt hij over een nieuwe kloostergemeenschap waar paters en nonnen samen ‘opbloeiden’. Het unieke ruige taalgebruik van Rabelais kan hij niet in Maillezais hebben geleerd. Kort na zijn dood kwamen de Hugenoten (de Franse protestanten) oprukken en is de abdij, als protest tegen de kerkelijke macht van die dagen vernield. De beeldenstormen van Noord Nederland zijn met de bendes van die dagen vergeleken, naaikransjes. De vechtjas Agrippa Daubigné heeft hier, na de verwoesting van 1587, dertig jaar de baas gespeeld. Van de puinhopen maakte hij een fort en met het zicht op de grote Roomse puinhoop voor zijn raam schreef hij zijn werk ‘Tragiques’ één grote aanklacht tegen de kerkelijke wantoestanden van die dagen.
De sprekende puinhopen
‘Alleen in een ruïne’ –zegt Frits van der Meer- ‘waar geen gewelven het daglicht temperen, zie je de kwaliteit van het gotische handwerk. De opgaande muren schijnen eens zo hoog, de slagschaduwen trekken het oog naar elk gebeeldhouwd detail.’ Dit kloeke bouwwerk met de grond gelijk maken is niet gelukt. De hoge muren staan nog steeds overeind en vertellen over de ijver van vroeger dagen. Men kan nog de kelders bezoeken waarin de monniken het in de zoutpannen gewonnen zout storten en de keuken waarin een reusachtige soepketel rest en de oven waarin de appeltaart, die in de paastijd genuttigd mocht worden, werd gemaakt. De muren van de kerk dienen in de 21e eeuw als decor bij concerten en toneelspelen. En even buiten het terrein liggen de Giethoornse punters klaar om je rond het terrein te voeren.
De herinnering blijft
De puinen van de Sint Pietersabdij liggen er triest bij maar de herinnering blijft. Vele duizenden toeristen (alleen maar Frans en Engelse, geen Hollandse!) doen de abdij aan en laten zich hier en in het nabijgelegen Nieuil uitgebreid voorlichten over het leven van de monniken. En net als de Nederlandse Televisieserie over kloosters duizenden kijkers trok, zo lopen de mensen hier ademloos rond. Zelfs als puinhoop spreekt de abdij over de grote daden Gods. Na alle geweld en alle haat, na alle (vaak terechte) kritiek ‘heeft de oude schepping,’ -zo eindigt van der Meer zijn artikel over Maillezais- ‘met niets anders dan een paar onthoofde muren, haar verduisterde eer voorgoed terug.’ In het nabijgelegen Nieuil is een schitterde presentatie van het kloosterleven van Maillezais te genieten.
Gebruik is gemaakt van het artikel van Frits van der Meer in zijn boek ‘Onbekende kathedralen in Frankrijk’ blz. 200-202.