Een lief kerkje

Een kapel in de duinen

Het duinlandschap leende zich niet voor stedenbouw. Wel waren er kastelen of wat daar voor door moest gaan en kapellen, al of niet in het kasteel ingebouwd. Men zou de Quirinuskapel van Tetterode (een flink stukje zuidwestelijk van de huidige Overveense dorpskern gelegen) de voorganger kunnen noemen van de huidige Overveense kerk. In 1419 was Coenradus Eyck de bedienaar van die kapel. Aangezien de gelovigen ook in de Oude Bavo aan de grote markt terecht konden zal hij daar niet overspannen zijn geworden. Er waren natuurlijk wel verwikkelingen over de bezittingen van de kapel zoals dat toen ging. In 1566 werd in Overveen een van de eerste Hagepreken gehouden, een toen nog illegale protestantse kerkdienst in de open lucht. Na de reformatie holde de kapel achteruit en gingen de rechten van de kapel over aan het Catharinagasthuis in Leiden. De stad –hoe treffend toch- waar de latere bouwheer van de kerk, architect Molkenboer vandaan kwam maar daarover later.

Het zedig Roomsche kerkje

De schrijver Hildebrand zal zichzelf heel tolerant hebben gevonden toen hij het katholieke schuilkerkje van Overveen zo noemde, maar zijn uitspraak getuigt natuurlijk van een zeldzaam neerbuigende arrogantie. Het kerkje waar hij op doelde was het kleine schuilkerkjekerkje van 1695 (aan de H.Bavo toegewijd) dat als een schuur achter de pastorie was opgericht. De kerksieraden van de oude Quirinuskapel die toen de eerste hagepreken klonken haastig in veiligheid gebracht waren, werden daar gebruikt. . Tot die tijd had men in naburige schuilkerkjes moeten kerken. Het kerkje lag op de plek waar nu de pastorie staat, de pastorie lag vlak aan de weg. Van de eerste pastoor Hodenpijl (1697-1710) is nog een statig schilderij te bewonderen. Met ijver werd er nog meer kelkzilver aangeschaft en een fraai altaar en een orgel opgericht. Toen de nieuwe kerk kwam werden die spullen verkocht; het orgel heeft nog op Wieringen gespeeld tot het daar in elkaar zeeg. De laatste pastoor van het oude kerkje was Antonius Keil, van geboorte protestant maar tot het katholicisme overgegaan.

De emancipatie, begin van de katholieke kerkenbouw.

Pastoor Keil was zijn tijd vooruit: het katholicisme had de toekomst. In 1853 vond het herstel van de katholieke hiërarchie plaats, er kwam weer een bisschop in Haarlem. De financiële situatie van de parochie was uitstekend: de bollenkwekers droegen hun steentje bij. Een échte’ kerk kon gebouwd gaan worden onder het bewind van pastoor Schoonderbeek. Men koos voor de Leidse architect Theo Molkenboer bij wie men kerken kon bestellen in allerlei stijlen. Hij bouwde ruim 70 kerken, de helft ervan staat er nog en wordt nog gebruikt. De ‘mon père’kerk in Leiden onlangs gesloopt was nog een tijdje overdekt zwembad. Molkenboer was een meester in het met gips en varkenshaar in elkaar flansen van gewelven en hij was ook veel goedkoper dan Cuypers die diep op hem neerkeek. Vooral Cuypers’ propagandist Alberdinck Thijm richtte de fiolen van zijn toorn op de brave Molkenboer. Met diepe hoon beschreef hij hoe weinig stijlgetrouw Molkenboer te werk ging die met gemak nog tijdens de bouw van een kerk stijlveranderingen aanbracht. Een gotische kerk moest veel pinakels hebben: hij zorgde ervoor. Jammer dat er van al die sprietige uitsteeksels er maar zeer weinige over zijn. De Overveense kerktoren was er rijk mee gegarneerd (net als de toren van Vogelenzang) allemaal zijn ze er af gebroken of gesloopt. We lazen bij de behandeling van de kerk van Vogelenzang, in de katholieke kerkenbijbel (‘de katholieke kerken in Nederland van P. Cuijpers en Jan Kalf A’dam 1906) dat architect Molkenboer ‘menige zonde van waterstaatsgothiek op het geweten draagt.’ Kennelijk verwees hij in zijn venijnig commentaar naar de kerk van Overveen waar men in 2005 triomfantelijk de 150e verjaardag van de kerk vierde. Wat daar allemaal van zij: Molkenboer gaf de katholieken, die net aan de schuilkerken ontgroeid waren, knusse kerkje waar het goed toeven was en die er toch ook heel deftig uitzagen.

De Overveense Lieve Vrouwe Kerk.

De nieuwe kerk van Overveen raakte zijn oude patroon Bavo kwijt. De kerk werd op 24 september 1856 toegewijd aan Onze Lieve Vrouw Onbevlekt ontvangen. In 1850 was het grote Mariadogma over de Onbevlekte Ontvangenis afgekondigd, vandaar de keuze. Het Overveense kerkje is zelf ook een onbevlekte witte tempel. Op het schilderij van de inwijding van de kerk (een uniek stuk) zien wij de kerk als een knusse schrijn afgebeeld. Met het wonderlijke hoge altaar (hier nog bruin) en een bisschopstroon met een flodderig baldakijntje ter ere van Mgr. van Vree die later in 1864 in de grafkelder ten dienste van de Haarlemse bisschoppen aan de kerk was vastgebouwd, zou worden begraven. Toen de nieuwe Haarlemse Bavokathedraal gebouwd werd (in 1898 ingewijd) zou daar een einde aan komen omdat de crypte daar de overleden bisschoppen zou gaan herbergen. Die bleek te vochtig en dus bleef men bisschoppen bijzetten in Overveen.

De kerk werd steeds mooier. De houten vloeren werden in de paden door steen vervangen. Het bruinhouten altaar met de levensgrote beelden werd wit geschilderd en ‘gemarmerd’ (alleen door er op te kloppen kun je horen dat je bedot wordt). Er waren nog twee fraaie zijaltaren ter ere van S. Bavo en S.Joseph die in 1970 met de preekstoel verdwenen zijn. Een uniek stuk is het prachtige koperen doopvont van de hand van Jan Brom uit 1887, een kopie van het 16e eeuwse vont van de Walburgiskerk in Zutphen. Koperen kroontjes sieren het interieur (met Mariabeeldjes er in verstopt. Een flink orgel van Ypma uit Alkmaar kwam in 1866 de kerk muzikale traditie die in Overveen zou opbloeien initiëren (en tevens het westraam bedekken). Later zal de muziek van Jan Mul, organist van deze kerk, hier mensen enthousiasmeren. De zang klinkt nog steeds, de kerk is nog geheel in de oorspronkelijke stijl behalve dan dat de pinakels van de toren zijn afgebroken, het westraam later maar helemaal werd dichtgestopt en er door Tepe twee kapellen tegen de toren werden aangebouwd. Toen de kritici van de gipsgothiek van Molkenboer aan hem vroegen of hij niet beter de hele kerk kon herbouwen zei Tepe: ‘het is nog zeer de vraag of ik net zo’n stevige kerk kan bouwen als hij.’ Daarmee was de discussie gesloten.

Een sfeervolle kerk

Daar staat hij/zij dan: de kerk van Onze Lieve Vrouwe Onbevlekte Ontvangenis. Het exterieur is niet geweldig. De toren, net 40 meter hoog, blijft wat lachwekkend maar van binnen is er een unieke sfeer. Mede dankzij de prachtige ramen van Baudri van 1862 (hoogkoor) en Geuer in het schip (1880) is er een fraai geheel ontstaan. Iedereen voelt dat het grote kruisingsgewelf veel te plat is van steen te kunnen zijn (gips en varkenshaar houdt wel) maar toch. Er is een hele pure sfeer in het gebouw dat precies de goede maat heeft om een kerkgemeenschap een veilig gevoel te geven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.