Hemelbestormers en Hemelvaarders

Vlakbij Montélimar (waar de nougat vandaan komt), aan de overkant van de Rhône ligt… een enorme kerncentrale met drie meer dan honderd meter hoge koeltorens. Om de passant gerust te stellen is op een van de koeltorens een meisje afgebeeld dat aan een strandje speelt. Die centrale kun je bezoeken maar dat deden we maar niet. Vlak daarbij, ingeklemd tussen de monstercentrale en een reusachtige steengroeve, ligt het plaatsje Cruas. Even onder de hoofdstraat ligt de Romaanse abdijkerk. Ook met een curieuze ronde toren (wel wat mooier afgewerkt dan de koeltorens van verderop). Een galante jongen van het VVV-kantoortje laat ons binnen hoewel de kerk op maandag gesloten is. Hij is geweldig trots: ‘c’est splendide n’est ce pas?‘ Wij beamen dat uiteraard. Hoewel… de kerk is een beetje uitgekleed door overmatige restauratie. Wel kun je nu goed zien dat je met meerdere kerken boven elkaar te maken hebt. De vloer van de bovenkerk is er voor de helft uitgehaald zodat je van achteren een soort doorgesneden kerk ziet. En dan is er ook nog een oeroude crypte. De kapitelen in de crypte zijn het oudst. Ze zijn gedecoreerd met zonnewielen in allerlei variaties. Een twaalfde-eeuws pleidooi voor zonne-energie? Neen: de zon staat voor de eeuwig stralende genade Gods, waar we ons in kunnen warmen. Men was in de twaalfde eeuw niet bang ‘heidense’ symbolen te gebruiken: Gods koninkrijk is universeel. Toch gaat het ons niet om die wielen. Op het hoogkoor is een curieus mozaïek aangebracht met Oud-Testamentische voorstellingen. De meeste gidsen praten elkaar allemaal na en zeggen dat het Oude Testament alleen in de voorhal van de kerk of aan de buitenkant mag worden afgebeeld, omdat het niet zo waardevol is als het Nieuwe Testament. Dat is een misverstand: de twaalfde-eeuwer gelooft niet in een in stukken gehakte heilsgeschiedenis. Het is één verhaal: dat van God met de mensen. In deze kerk dus het Oude Testament op de ereplaats (net als in Maastricht waar Jakob en Abraham de kapitelen van het hoogkoor sieren). Het mozaïek toont twee grote figuren links en rechts. In het midden twee bomen en daarboven twee losse handen. Hier is een preek van Ireneüs afgebeeld: ‘het is door de handen van de Vader, dat wil zeggen door de Zoon en door de Geest dat de mens (en niet een deel van de mens maar de hele mens) beeld is van God en steeds meer op Hem zal gelijken.‘ (Contra haereses V. 6,1). Dat moet je maar weten. Maar als je het weet wordt veel duidelijk. Het gaat over de onvermoede mogelijkheid die de mens heeft op God te gelijken. De boom des levens en de boom van kennis van goed en kwaad staan onder de twee losse handen afgebeeld. Maar wie zijn die twee grote figuren? Ze staan allebei te kijken naar de bomen tussen hen in. De linkse is Elias, met koeienletters is dat te lezen. Elias was de profeet die voor God opkwam. Die zo één was met God dat hij op het einde van zijn leven met een vurige wagen ten hemel werd opgenomen, nagestaard door zijn ontredderde leerling Elisa. Toen Elia’s wapperende mantel uit de wagen viel pakte Elisa die op en nam dapper het grote werk van Elia over. Rechts is Henoch afgebeeld. Veel minder bekend. We lezen (in Genesis 5,22-24) dat hij wandelde met God, dat hij zonen en dochters kreeg (waaronder Methusalem) en 365 (een mooi getal) jaar oud stierf. Maar dan komt het: ‘en God nam hem weg.‘ De eerder genoemde Ireneüs noemt Henoch én Elia in één adem: ‘Henoch werd bij zijn dood van de aarde weggenomen omdat het God behaagde ons te laten zien hoe de rechtvaardigen zullen worden verheven. Elia wijst ons op de mens die vol is van Gods Geest en daarom door zijn lichaam niet gehinderd wordt helemaal van God te zijn.

Plotseling moet ik bij deze twee die ten hemel varen denken aan een mislukte hemelvaart zoals ik die in Autun afgebeeld zag. Daar is het verhaal afgebeeld van Simon de tovenaar. Het boek van de Handelingen vertelt ons dat hij in Samaria als tovenaar een gevierd man was (Handelingen 8,9). Toen de apostel Philippus kwam preken, ging zijn handel achteruit. Hij was echter niet kinderachtig, bekeerde zich en liet zich dopen. Even later kwamen Petrus en Johannes langs. Het bloed kroop waar het niet gaan kon en Simon bood hen geld aan om dezelfde wondermacht te krijgen die de apostelen hadden. Simons vlieger gaat niet op en Petrus zegt: ‘met geld is deze macht niet te koop.‘ (het woord simonie= het kopen van kerkelijke ambten, komt hier vandaan). Simon is bescheiden en zegt: ‘bid voor mij‘ (Hand.8,24). Het verhaal is kort en zakelijk en dus…. breidden sommige eerste christenen het uit. Dat verhaal kwam in de ‘apocriefe handelingen van de apostelen’ terecht. Daar lezen we dat Petrus en Simon later in Rome een soort toverwedstrijd moesten aangaan. Simon kon veel! Hij kon standbeelden laten giechelen, hij kon als oud man de gestalte aannemen van een jonge vent. Hij kon uiteraard ook vliegen. En dan wordt het interessant. In Autun is op een kapiteel aan de ene kant te zien hoe Simon ten hemel vaart (maar een klein eindje). Petrus echter (afgebeeld met een enorme sleutel) kijkt toe en zegt: ‘kom maar weer naar beneden.‘ En de arme Simon met de tong uit zijn mond valt steil naar de grond terug. In een prachtige momentopname zien wij hem nog net voor hij de grond raakt. Dit verhaal wordt zelden afgebeeld. Ik zag het nog een keer: bij de vesting die tsaar Peter de grote liet bouwen in Sint Petersburg. Daar is boven de deur Simon de tovenaar te zien die uit een wolk naar beneden komt. Met recht een omgekeerde hemelvaart. Dit apocriefe verhaal van Simon de tovenaar is het contraverhaal van de tenhemelopneming van de rechtvaardigen zoals wij die zagen in Cruas. Hoogmoed komt voor de val. Daar weten ze in Sint Petersburg van mee te praten. De tsaar moest inbinden, Hitlers hoogmoed kwam voor de val. Ook aan de hoogmoed van de communistische partij kwam een eind. In Cruas staat de reusachtige atoomcentrale. Hoogmoed of technisch vernuft? Het mozaïek in de oude abdijkerk toont ons ook de twee bomen (die van kennis en die van het leven). Wij, gewone mensen zijn gedoemd om zelf onze keuze te maken (dat wilden Adam en Eva nu eenmaal) maar de boom des levens is bewaard.