Een abdij
Op hun huwelijksdag legden rond 950 graaf Dirk II en zijn bruid Hildegarde een rijk versierd Evangelieboek op het altaar van ‘hun’ abdijkerk. Het was in die dagen gewoon dat een vorst een klooster ‘had’. Een klooster was een intellectueel middelpunt van een landstreek. Egmond beschikte over een belangrijk boekenbezit. De zoon van de stichter, aartsbisschop Egbert van Trier (977-993), was een groot bevorderaar van kunsten en wetenschappen. Hij schonk 20 codices: ter opluistering van de liturgie en om via de bestudering van de kerkvaders dieper in de geest van de liturgie door te dringen.
Egmond was lange tijd de enige plaats in de streek waar een uitgebreide liturgie werd gevolgd en waar historische feiten werden opgetekend. In de elfde eeuw tekenden monniken van Egmond een wereldkaart. Azië, Europa en Afrika worden aangegeven. Er staan maar twee plaatsen op vermeld: Jeruzalem en…. Egmond! Al zou dat kaartje het anders doen vermoeden, er bestonden ook andere belangrijke kloosters in de Nederlanden: Thorn en Elten zijn de bekendste.
Het allereerste begin van de kerstening
Na de instorting van het Romeinse rijk beschouwden de Frankische koningen zich als de opvolgers van de keizers van Rome. In 630 kwam Utrecht in Frankische handen. Inmiddels had zich echter in onze westelijke kuststreken een krachtige Fries koninkrijk gevestigde dat met de Franken concurreerde. Tot in de 12e eeuw behield het kustgebied tussen Vlie en Honte (voorbij Walcheren) de naam Friesland. Vanaf 1100 kwam de naam Holland in zwang. De Friese koninklijke macht was al eerder ingeperkt. In 690 kreeg Radboud een tik op zijn neus bij Dorestad (Wijk bij Duurstede) en kon Willibrord, gesteund door Pippijn II, komen om de Friezen aan de kust te bekeren. Na de dood van Pippijn nam Radboud zijn kans waar en stak al de kerkjes die Willibrord had opgebouwd in brand. Gelukkig ging hij vlug dood, zodat Karel Martel de orde weer kon herstellen. Tussen 719 en 722 kon Willibrord (die gelukkig heel oud werd) zijn zendingswerk voltooien en kerken stichten in Heiloo en Velsen.
Adelbert, een van de eerste volgelingen van Willibrord, werd met eerbied genoemd door christenen en door nog niet bekeerden. De eerder genoemde Egbert van Trier liet een levensverhaal van Adelbert samenstellen en zijn grafkapel werd een trekpleister voor iedereen. In 922 werd deze kerk door de Westfrankische koning aan graaf Dirk I geschonken. Het gebeente werd even later naar een houten klooster even verderop overgebracht. Graaf Dirk II liet daar een stenen abdij bouwen.
Een geestelijk centrum
De kleine pre-romaanse kerk voldeed in de 12 eeuw niet meer. Het was echter erg moeilijk de financiën van de abdij op orde te krijgen. Vanuit de St.Pietersabdij in Gent werd een abt geleverd die de problemen aankon. In 1140 werd het klooster aan de macht van de graven onttrokken en onder de pauselijke stoel geplaatst. Dat ging echter heel moeizaam. De graven bleven zich met de abdij bemoeien. De aanwas van monniken was beperkt: bijna alleen jongere zonen van de adellijke geslachten vonden er een onderkomen. Met wisselend succes werd ook voor de omliggende polders gezorgd en werden molens en sluizen onderhouden. Een belangrijk moment was het toen de abdij in 1559 door de Utrechtse kerkvoogd Schenk van Toutenburg als ‘bruidschat’ werd gegeven aan de nieuwbenoemde bisschop van Haarlem Nicolaas van Nieuwland. Hij kwam toen ook in het bezit van de staf van de abt, een van de belangrijkste kunstschatten van het bisdom Haarlem. Terwijl de abdij wat uiterlijk aanzien en welvaart betreft haar hoogste bloei in de 16e eeuw beleefde, keerde het geestelijke tij en verloor zij geleidelijk haar godsdienstige en geestelijke betekenis. Jaloers op de wereldlijke rijkdommen roofden de geuzen onder Sonoy al het lood van de daken en staken de (vrijwel monnikenloze) gebouwen in 1573 in brand. De prins van Oranje had de abdij nog onder zijn bescherming genomen, maar tevergeefs.
De erfenis
Vele kerken in ons bisdom zijn vanuit de abdij van Egmond gesticht. De abdij van Egmond was eigenlijk, voordat het bisdom Haarlem gesticht werd zo’n 450 jaar terug, het hart van ons bisdom. De liturgie werd er gevierd, de wetenschap hooggehouden. Het mag een zegen heten dat aan het begin van de vorige eeuw, na terugkoop van de oude abdijgronden, in 1934 de eerste steen gelegd wordt van een nieuw abdij, die in de loop der jaren zal worden voltooid. Op 23 augustus 1935 komen de Benedictijnen wederom naar Egmond en gebruiken een voorlopige kapel aan de zuidzijde van het complex. Op 7 oktober 1954 wordt de abdijkerk gewijd. De architect is A.J. Kropholler. Het eerste ontwerp toont een grotere kerk maar….de les van het verleden is dat de kracht niet zit in de grootheid van het gebouw maar in de innerlijke kracht die van de abdij uitgaat. Steeds meer mensen komen er naar toe. In vele kerken van ons bisdom wordt het vuur brandend gehouden door de kaarsen in Egmond vervaardigd. Het nieuwe ontvangstgebouw/ boekwinkel is al een aangename etalage van het eigenlijk religieuze leven dat natuurlijk in het verborgene geschiedt, maar zijn vruchten afwerpt voor heel het bisdom en onze provincie.