Niks aars

Het grijze verleden

In 1289 wordt het al vermeld: ’t Utingerhorn. In 1338 heet deze ‘uiterste bocht’ (dat klinkt beter dan uithoek) van Harencarspel dat naam gemaakt had in visserij en scheepvaartkringen: Tutingehorne. Dat betekent zoiets als ‘hoek waar recht gesproken en begraven wordt’. Zo komt het dorp aan zijn apart klinkende naam al heeft natuurlijk ook iemand beweerd dat er een zekere Tutinge woonde naar wie het plekje genoemd zou zijn. De heren van Egmond waren er de baas maar lieten het een beetje met rust. Zo kon men er lekker zijn eigen gang gaan. Dat blijkt uit het feit dat in 1357 twee buurtpastoors afspraken om van plek te ruilen. En zo kwam pastoor Floris Meyer de door de kerkelijke overheid benoemde pastoor Jan Andriesz plotseling vervangen. In de Kerkebuurt (zie de afbeelding van het oude kerkje) kwam men samen. Men werd (toen al) geacht te klusteren met Kalverdijk. Men was daar niet enthousiast over maar och. Het liefste liet men alles zoals het was. Dat gold ook bij de reformatie. De mensen van T (zo kort ik Tuitjenhorn verder af) wilden het rustig bij het oude geloof houden. Ze schijnen gezegd te hebben: ‘niks aars’ (niets anders). De priesters die later uit deze trouw aan de oude religie een enorme geloofsijver meenden te moeten afleiden raakten ras teleurgesteld. De trouw aan het oude geloof kwam een beetje voort uit gemakzucht. Maar.. de Tuitjenhorners. waren wel consequent in hun afwijzing van de reformatie. Bij de belegering van Alkmaar toen er vrijwilligers werden aangezocht om de Spanjaarden te bestrijden ontstond er in het nabijgelegen Warmenhuizen over die kwestie grote verdeeldheid. Maar de mensen van T. waren niet voor deelname aan de strijd te porren.

Niks aars

De reformatie sloeg –als gezegd- niet aan. In de kerkbuurt van T. kwam wel eens een predikant van de nieuwe leer langs maar hij preekte voor lege banken. In 1610 werd de katholieke zielzorg in deze regio weer een beetje georganiseerd. Op een zestal plaatsen in de buurt werden kerkjes ingericht in boerderijen, tot ergernis van de burgerlijke overheden. Bij een inval in 1644 vond men alleen in Dirkshorn nog wat beelden. De andere kerkboerderijen, ook die van T. , waren tijdig ontruimd. Een pastoor die zich in T. erg thuis voelde was Jacob Gael. In 1655 meldt hij aan het Haarlemse kapittel zijn positieve ervaringen. De mensen van T. mochten hem en waren zo enthousiast dat ze als eerbewijs aan de populaire pastoor meteen de heilige Jacobus als hun nieuwe patroon aannamen in plaats van de heilige Christina die tot die tijd patrones van het kerkje was.

Molkenboer aan het werk

De mensen van T. die in de 19e eeuw een nieuwe kerk bouwden (Mgr. van Vree consacreerde hem in 1859) beeldden haar –ze hadden wat goed te maken- toch maar keurig naast Jacobus op het altaarretabel af. Een prachtig retabel overigens dat een sieraad is voor de harmonieus door architect Molkenboer ontworpen kerk. Ook de preekstoel is de moeite waard. De huidige predikant wordt omringd door Augustinus, Ambrosius (die honingzoete woorden sprak en daarom wordt afgebeeld met een bijenkorf), Hiëronymus en Gregorius. Hier moet wel goed gepreekt worden! Vlak voor de dertiger jaren van de vorige eeuw werden nogal puntige zijbeuken aan de kerk toegevoegd met aan de buitenkant grote betonnen pelikanen op de luchtbogen. Maar het gaat mij nu om de ramen.

De ramen

Ze zijn vervaardigd door Nicolas sr. die we ook in Nibbixwoud en in Obdam ontmoetten. Hij schijnt bevriend geweest te zijn met de architect hier. De ramen van transept en schip hebben geen afbeeldingen maar zijn figuratief opgesmukt. Vrijwilligers hebben er een ‘heidens’ werk aan gehad die te restaureren. Rond het hoofdaltaar echter is een kostelijke serie ramen te zien met een grote bijbelse rijkdom. Bovenin zijn de heilsfeiten van het Nieuwe Testament afgebeeld: links de geboorte in Bethlehem, in het midden de kruisiging op Golgotha en rechts de verrijzenis van Christus. Zeer interessant echter zijn de parallelle voorstellingen daaronder. Onder de kerstkribbe vinden we links het brandende braambos waar God zich voor het eerst als bevrijder aan Mozes openbaart en daarnaast drijft de kleine Mozes in een biezen mandje (een soort rieten voerbak) in de rivier. Op het middelste raam achter het altaar staat onder Jesus’ kruisiging links de koperen slag afgebeeld (zie Num. 21,4-9) waar de ongelukkige Joodse pelgrims in de woestijn die door giftige slangen gebeten waren naar op moesten zien om te genezen. Daarnaast de binding van Izaäk op het offerhout. Onder de afbeelding van Jezus’ verrijzenis (op het rechtse raam) staat Jona afgebeeld die na drie dagen in de donkere buik van de grote vis verbleven te hebben (vgl. Jesus die drie dagen in het graf lag!) door diezelfde vis uitgespuwd weer op het land is gezet.

Simson in Tuitjenhorn

Het mooiste vind ik de afbeelding van Simson en de poort van Gaza (links op de afbeelding). Het verhaal van Richteren 16 vertelt hoe hij ingesloten wordt in de stad Gaza waar hij een bezoek aflegt bij…leest u het zelf maar. Filistijnse spionnen hebben hem ontdekt en raden hun makkers aan de stadspoort te sluiten zodat Simson de stad niet kan verlaten. Dat plan mislukt want Simson tilt de poort zo uit haar hengsels, draagt hem honderden meters weg en smijt hem op een nabijgelegen berghelling. Dit manhaftige verhaal wordt in de kerkelijke vroomheid gezien als een verhaal dat eigenlijk gaat over de poorten van het dodenrijk die worden opengebroken door Jesus. Vandaar deze Simson vlak bij Jesus’ verrijzenis. De boodschap van het evangelie van hoop voor de toekomst straalt ons in deze ramen tegemoet. Hulde aan de Tuitjenhorners die zo goed voor hun kerk zorgen. Moge de boodschap van het evangelie door ‘niks aars’ vervangen worden!

Gebruik is gemaakt van het boekje van de onlangs overleden pastoor Bertus Voets uit 1982 ‘Niks aars’.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.