Een strategische locatie
Een oude stad is Alkmaar, op de grens van Kennemerland en West-Friesland. Willem II van Holland stichtte aan de oostkant van de stad een burcht ter bescherming tegen de Friezen. Beroemd is de stad door het beleg in 1573 door de Spaanse troepen, die Haarlem hadden ingenomen, maar hier moesten vertrekken: ’In Alkmaar begint de victorie’ heet het sindsdien. Wat de kerkenbouw betreft ging het niet zo goed. In 1468 stortte de toren van de oude kerk in. Een kans om grootser te beginnen. Anthonis Keldermans ontwierp een geweldige kerk met een toren van zo’n 90 meter, maar toen de wijding plaatsvond in 1512 was de kerk torenloos. Wel waren er veel familiekapellen die geld opleverden. De reformatie zette het hele torenplan in de kast. Toen Alkmaar in 1638 na geharrewar met Haarlem geld beschikbaar kreeg, koos men voor de bouw van het mooiste en grootste orgel van de republiek. Dat Haarlem later een nog groter orgel kreeg was dan ook een bittere pil. De kerk heeft een houten gewelf (steen zou te zwaar zijn op de weke bodem) dat prachtig beschilderd werd. Dat had met stenen gewelven nooit zo gekund! De katholieken gingen na de reformatie, net als overal elders, ondergronds verder.
Van kerkjes tot kerk
Twee schuilkerkjes lagen vlak bij elkaar: een Matthias- en een Laurentiuskerkje. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie ging bouwpastoor Van Gent aan het werk in de tuin van het Matthiaskerkje aan de Sint Jacobstraat. Men liet eerst architect Molkenboer uit Leiden een ontwerp maken. Hij adviseerde de ingang van de kerk aan het Verdronken Oord te situeren zodat er (na sloop van een paar huizen) een pleintje kon komen. Inmiddels verspreidde zich de faam van een zekere Pierre Cuypers uit Roermond en Molkenboer kon de twee ontwerpen die hij gemaakt had inpakken. Merkwaardig omdat Cuypers toen nog bijna niets gebouwd had. Toen Cuypers in 1858 zijn ontwerp toonde, bleek hij niet alleen de gotische vormentaal te beheersen (zoals Molkenboer dat deed) maar ook de middeleeuwse constructietechniek. Cuypers stelde voor het koor in steen te overwelven wat men bij de oude Laurens niet had gedurfd. De gewelven van het schip zouden net als bij de oude Laurens van hout zijn. Na advies van de bekende emancipator Alberdingk Thijm was het kerkbestuur om: Cuypers kon aan de slag en zou zijn eerste kerk in Noord-Holland in Alkmaar gaan bouwen. In 1861 mocht Mgr. Wilmer de kerk inwijden, volgens Alkmaarse traditie zonder toren en met een dakruiter, een torentje op de kruising.
“Een heerlijk monument,” zo juichte Alberdingk Thijm in een artikel over het Alkmaarse ontwerp in 1858. Dat is het geworden. Cuypers liet zich inspireren door de gotiek van het Ile de France van de 13e eeuw. De rozetramen in de transepten en de voorgevel en de drie portalen doen aan Chartres en Reims denken, zij het wat bescheidener. Omdat het koor in steen was overwelfd moest Cuypers aan de buitenkant luchtbogen aanbrengen, de eerste luchtbogen ooit in Noord-Holland gebouwd. In tegenstelling tot de architecten van het neoclassicisme liet hij de baksteen, het vaderlandse bouwmateriaal bij uitstek, vaak aan de buiten- en binnenkant in het zicht. Voor uitspringende gedeelten werd Belgische blauwe hardsteen gebruikt en ook Bentheimer zandsteen. Daarnaast mergelsteen uit het Limburgse Sibbe (vooral bij de roosvensters). Van dezelfde mergelsteen werden ook de unieke reliëfs gemaakt aan de binnenkant van de kerk.
Het interieur
Wat in Alkmaar opvalt is dat de oorspronkelijke polychromie goeddeels bewaard is. Rood met goud beschilderde bladkapitelen net als in de Keulse kerken. Ook de geschilderde gordijnen – die lang aan het zicht waren onttrokken door echte gordijnen – doen aan Keulen denken. In 1908 werden er wandschilderingen van de kerkvaders in het koor aangebracht door J. H. Tonnaer. Eerder al, rond 1875 waren er schilderingen aangebracht van het mirakel van Alkmaar. Op 1 mei 1429 knoeide een neomist met de geconsacreerde Wijn enkele druppels op zijn kazuifel. Hij knipte daar een stukje uit en wilde dat verbranden. Toen dat niet lukte, wilde hij het verdonkeremanen. Op zee waren toen mensen in nood. Een engel verscheen hen die zei dat ze gered zouden worden als ze naar Alkmaar zouden gaan om dat stukje kazuifel te onthullen. Dat leverde een processie op die op 1 mei werd gehouden. De Duitser J. A. Klaesener maakte, nadat hij in 1866 in Alkmaar was gaan wonen, deze schilderingen en schilderde ook Christus op de regenboog en de kruiswegstaties.
Toch blijven de mergelreliëfs onder de vensters van de lichtbeuk het meest bijzondere van deze kerk. Afgebeeld zijn attributen van de apostelen in het koor van de vier evangelisten en de vier westerse kerkvaders (bij de hoeken van de kruisingspijlers) en van diverse andere heiligen in het transept. In het schip zijn passiewerktuigen te vinden. We moeten ook vermelden dat een complete beglazing in Cuypers’ tijd tot stand kwam. Opvallend is het acht meter hoge Mariaraam in de koorabsis uit het bekende Nicolas-atelier. In de zijbeuken zijn ramen te zien van het atelier Dobbelaere uit Brugge dat ook de ramen in het hoogkoor van de Haarlemse kathedraal leverde. Wat de altaren betreft: Cuypers had op vijf altaren gerekend. Het Marialtaar bleef in hoofdaanleg bewaard. De eerder genoemde Tonnaer ontwierp het H. Bloedaltaar met taferelen van het mirakel.
Vernieuwingen
In 1961 kwam er onder het bewind van deken Kraakman een groot nieuw altaar recht onder de kruising. Of Cuypers het daarmee eens zou zijn? Het maakt in ieder geval de viering van de Eucharistie in onze tijd beter mogelijk. Tenslotte het orgel. Het was geleverd door de Alkmaarse orgelfirma Ypma, die al in de oude schuilkerkjes had gezorgd voor onderhoud en bespeling van de toenmalige orgeltjes. In 1950 schonken de parochianen een nieuw orgel. Zou de firma Vermeulen, de opvolger van de oude firma Ypma, de opdracht krijgen of de Alkmaarse firma Pels? Het werd Pels, maar Vermeulen mocht dat orgel in 1977 van de koortribune naar het transept verplaatsen. Het is een flink instrument, maar niet zo groot als in de oude Laurens. Een overeenkomst is wel dat men in beide Laurens-kerken de prioriteit heeft gelegd bij het orgel in plaats van bij de torenbouw. Op 1 april ergens in de jaren ’70 van de vorige eeuw heeft een kapelaan geprobeerd aan te kondigen dat om 12 uur op die dag eindelijk met de bouw begonnen zou worden, maar niemand trapte daar in. Alkmaarse kerkopbouw vraagt andere initiatieven. Na de sloop van de Dominicuskerk van Cuypers in Alkmaar in 1985 is het plezierig te vermelden dat vijf jaar later- in 1990 – een complete restauratie van de Laurentiuskerk tot stand kwam. Dat later nog de originele moderne Don Bosco gesloopt werd stemt weer droevig, maar de kerkopbouw van Alkmaar gaat toch door. De feestelijke H. Bloedprocessie begin mei ieder jaar getuigt daarvan!
Gebruik is gemaakt van de uitgave van de Stichting tot behoud van monumentale kerken in Alkmaar bij de voltooiing van de restauratie in 1990, van drs. Carla Rogge.