Een bijzondere patroon
Het dorp Wervershoof is ontstaan in de 12e eeuw bij een dam in de Kromme Leek. Het Haarlems brevier commemoreert op 1 september dat de H. Werenfridus, een gezel van de H. Willibrord, hier heeft gewoond nadat hij in Medemblik had gewerkt. Omdat hij de Wetfriese wereldse heersers niet vertrouwde trok hij naar het zuidelijker gelegen rivierengebied. Hij overleed omstreeks 760. Volgens de legende (tamelijk lang na zijn leven geschreven) zou men niet geweten hebben of de heilige in Westervoort of in Elst begraven moest worden. Men plaatste zijn lijkkist toen op een schip, dat onbemand wegvoer en te Elst landde. Daarom wordt Werenfridus afgebeeld met in de hand een scheepje, waarop een doodkist staat. Aldus komt hij voor op een prent naar Bloemaert en in een van de (nu verdwenen) ramen in de kerk. Zijn relieken werden later in de reformatietijd naar Emmerik (in Duitsland) overgebracht. Zijn feestdag is hier op 14 augustus. Het ligt voor de hand dat de plaatsnaam Wervershoof ‘Werenfridus-hoeve’ betekent. Boze tongen beweren dat de oude naam Werfaertshof (op een kaart van G. de Vries Azn. uit 1288 vermeld) niets met Werenfridus te maken heeft, maar zou verwijzen naar een volkomen onbekende heer Werfaert. Uiteraard pleiten wij voor de Haarlemse breviertheorie. Ook de Westfriese jeugd houdt Werenfridus in ere. Er is de St. Werenfridusschool hier ter plaatse, in de monumentenlijst van Noord Holland beschreven als een L-vormig tweelaags gebouw in zakelijk-expressionistische stijl uit 1930. En dan is er ook nog in Hoorn een groot katholiek college van grote faam dat zijn naam draagt.
Wie hoog wil bouwen heeft zorgen
Sinds 1805 was hier een klein kerkje dat die naam maar net verdiende. Wel met een torentje, maar de kerk was meer een uitgerekt woonhuis. Men vertelt dat de huishoudster soms de was ophing naast de communiebank. Bij de bouw van de nieuwe kerk heeft men uitgepakt. De op de Franse gotiek geïnspireerde neogotische kerk verrees in 1874-1875 naar ontwerp van Th. Asseler. Het werd een driebeukige basilicale kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een forse toren van drie geledingen met achtzijdige lantaarn, frontalen en een (heel lange!) naaldspits met hoektorentjes. Nadat het bisdom had aangedrongen op wat extra palen onder de toren kon de kerk op 28 juli 1875 door Mgr. Wilmer worden geconsacreerd. In 1880 sloeg de bliksem in; de schade was zo groot dat men (op advies van architect Bleijs) één zijtoren moest slopen en herbouwen. In 1893 vielen er stenen naar beneden. De toren ging scheef staan. Oorzaak: de palen waren ruim 8 meter te kort. Pas in 1917 (de toren stond inmiddels al 1,30 meter uit het lood) werden langere palen naast de oude aangebracht. Dat bleek niet afdoende. In 1933 vielen weer stenen naar beneden. Bij de restauratie van 1948-‘49 (de toren was nog schever gaan staan) kreeg men hem eindelijk wat rechter overeind. In 1985 vond de laatste restauratie plaats. De toren draagt drie naoorlogse klokken met het Te Deummotief. De middelste, aan Franciscus gewijde, vervangt een in de oorlog afgevoerde klok uit 1400.
Van binnen
Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven van gestukadoord hout en heeft gedrongen ronde pijlers met knopkapitelen. Cuypers en Kalf zeggen in hun boek over de Nederlandse katholieke kerken uit 1904: ‘Van binnen zijn aan haar meubeling en versiering geen kosten gespaard.’ Dat klopt. De kerk was rijk beschilderd en fraai ingericht zoals oude foto’s tonen. In de ramen trof me naast Werenfridus ook de priester Odulphus, die in de 9e eeuw leefde en in West-Friesland missioneerde. Ook nog Gangulphus, een lekehelper van bisschop Wulfram, die in Oostwoud een kerkje stichtte. Toen Gangulphus thuiskwam had zijn vrouw een andere man. Zij liet haar vroegere echtgenoot vermoorden en zo werd hij martelaar. De ramen met de oude heiligen zouden bij de nieuwe schilderbeurt die de kerk kreeg in 1967 gerestaureerd worden, maar ze waren te slecht. Nieuwe ramen kwamen er van de hand van de Westwoudse kunstenaar Cillekens, die de Triniteit uitbeelden en de gelovigen als vissen er om heen. Jammer dat alle herinneringen aan Werenfridus en zijn vrienden zo uit de kerk verdwenen. Bij gelegenheid van het eeuwfeest van de kerk in 1975 heeft men dat goed gemaakt door een beeld van Werenfridus te laten vervaardigen door de Bergense kunstenaar Van den Idsert. Het beeld met in zijn ene hand een bootje en in de andere hand het kruis, is in beton uitgevoerd en zal het dus wel een tijdje uithouden. In 1990 heeft men het in 1967 gewitte interieur opnieuw beschilderd.
De preekstoel prijkt nog steeds in volle glorie in de kerk. Hij werd vervaardigd door J. Thissen en op Werenfridusdag 1885 aan de parochie aangeboden. De kuip wordt gedragen door de kerkvaders Gregorius, Hiëronymus, Ambrosius en Augustinus. Daarboven taferelen uit het leven van Johannes de Doper. De kruiswegstaties zijn van de hand van de Haarlemse kunstenaar F. Loots, die recht tegenover de Haarlemse kathedraal zijn atelier had; ze zijn in 1905-1911 vervaardigd. Aparte vermelding verdient nog het orgel uit 1862 van de hand van M. van Dinter, orgelbouwer uit het Belgische Tienen. Het is overgeplaatst uit de oude kerk en heeft na de uitbreiding nog steeds een Franse barokke klankkleur. Er worden regelmatig concerten gegeven: de klank wordt erg gewaardeerd, ook door de parochiaan die na afloop van het inspelingsconcert na de restauratie van 1971 zei: ‘ziezo, dat geriedel hewwe weer had!’ Misschien is het ook van belang om te melden dat Theo Koomen, de beroemdste sportverslaggever van Nederland trots was op zijn dorp Wervershoog en in 1984 achter de kerk begraven is. Er zijn zelfs plannen voor een museumpje voor hem in de molen.
Tussen Medemblik en Enkhuizen
Vermeldenswaard is nog het ‘gele kerkje’ aan de Middenweg, door de hervormden ‘de kapel’ genoemd. Het knusse kerkje is in 1930 gebouwd op initiatief van de gereformeerden in hersteld verband (van de afgezette dominee Geelkerken, die hier vaak heeft gepreekt). Het gebouw was even brandweergarage, maar sinds 1980 kerkt de hervormde gemeente Andijk-Wervershoof er weer.
Het past ons, na Medemblik in juni 2012 bezocht te hebben en nu Wervershoof, ook even te gaan kijken in Onderdijk, een lintdorp ten noordwesten van Wervershoof, ingeklemd tussen de Omringdijk en de Grote Vliet. Daar staat de in 1928-1929 gebouwde St. Gerardus Majellakerk. De kerk bevat zijaltaren uit de bouwtijd en een hoofdaltaar uit 1948. Naast de kruisvormige kerk staat een slanke toren met zadeldak en een luidklok uit 1929 van de firma Mabilon & Co. Oostwaarts langs de dijk ligt Andijk. Aan het begin van het dorp het kleine Maria Middelares van Alle Genaden-kerkje met klokkenstoel, verderop de 17e eeuwse Buurtjeskerk (nu als feestzaal in gebruik) en even buiten Andijk de zeer opmerkelijke, enorme gereformeerde kerk van architect Reitsma uit 1930 in restauratie.
Afscheid van de Werenfridus
Terug in Wervershoof stellen wij vast dat de kerk een lichtpunt is voor de parochiegemeenschap, figuurlijk en letterlijk. ’s Avonds zijn de schijnwerpers gericht op de 56 meter hoge toren van deze ‘kathedraal van West-Friesland’ (al zijn er meer kerken die die titel verdienen). De toren was wel een zorgenkindje gebleken, maar Werenfridus kan nu echt tevreden zijn en zou in zijn Ierse Gaelic taal gezegd kunnen hebben: ‘Alainn teampall’, wat een prachtige kerk.
Gebruik is o.a. gemaakt van het boekje ‘Honderd jaar St. Werenfriedkerk Wervershoof’ van de Mgr.’s Verhoofstad en Kraakman, uitgave S. Deutekom Heiloo 1975 en het artikel in de uitgave van Cultureel Erfgoed Noord Holland ‘Heilige huisjes’ blz. 96.